Basiswoorden groep 2: verschil tussen versies

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Ga naar:navigatie, zoeken
Regel 13: Regel 13:
 
* [[Basiswoorden groep 1 uitbreiding]]
 
* [[Basiswoorden groep 1 uitbreiding]]
 
* [[Groep 1 op thema]]
 
* [[Groep 1 op thema]]
* [[Basiswoorden groep 2]]
 
 
* [[Basiswoorden groep 2 uitbreiding]]
 
* [[Basiswoorden groep 2 uitbreiding]]
  
 +
----
 +
{{Sjabloon:ABC}}
  
 +
==A==
 
aankomen
 
aankomen
 
aanlopen (komt…)
 
aanlopen (komt…)
aanr
+
aanrecht
echt
 
 
aantal
 
aantal
aanvliegen (r
+
aanvliegen (rennen)
ennen)
 
 
aanvoelen (tastzin)
 
aanvoelen (tastzin)
 
aanzetten
 
aanzetten
aar
+
aarde (aardbol)
de (aar
+
aardig
dbol)
 
aar
 
dig
 
 
achteraan
 
achteraan
 
achterbank
 
achterbank
Regel 39: Regel 36:
 
ademen
 
ademen
 
ademhalen
 
ademhalen
adr
+
adres
es
 
 
af en toe
 
af en toe
afbr
+
afbreken
eken
 
 
afhalen
 
afhalen
 
afknippen
 
afknippen
Regel 51: Regel 46:
 
afstand
 
afstand
 
afstandsbediening
 
afstandsbediening
afzakken (br
+
afzakken (broek)
oek)
 
 
agent (politie)
 
agent (politie)
 
alfabet
 
alfabet
Regel 63: Regel 57:
 
angst
 
angst
 
ansichtkaart
 
ansichtkaart
antwoor
+
antwoord
d
+
antwoorden
antwoor
 
den
 
 
apart (afzonderlijk)
 
apart (afzonderlijk)
 
apparaat
 
apparaat
Regel 78: Regel 70:
 
avonds (‘s)
 
avonds (‘s)
 
avontuur
 
avontuur
 +
 +
==B==
 
baas
 
baas
 
baas spelen (de)
 
baas spelen (de)
Regel 87: Regel 81:
 
bedekken
 
bedekken
 
bedoeling
 
bedoeling
bedr
+
bedroefd
oefd
 
 
beek
 
beek
 
beet (vast)
 
beet (vast)
Regel 102: Regel 95:
 
benieuwd
 
benieuwd
 
benzine
 
benzine
ber
+
bereiken
eiken
+
beroemd
ber
 
oemd
 
 
beschermen
 
beschermen
 
besluiten
 
besluiten
 
bestaan
 
bestaan
bestuur
+
bestuurder
der
 
 
betekenen
 
betekenen
 
beven
 
beven
Regel 116: Regel 106:
 
beweging
 
beweging
 
bewolkt
 
bewolkt
bewonder
+
bewonderen
en
 
 
bezem
 
bezem
 
bezoek
 
bezoek
bezor
+
bezorgd
gd
+
bibberen
bibber
 
en
 
 
bijzetten
 
bijzetten
 
bijzonder
 
bijzonder
Regel 137: Regel 124:
 
bocht
 
bocht
 
boel (veel)
 
boel (veel)
bof
+
boffen
fen
 
 
bol (znw)
 
bol (znw)
 
bonzen
 
bonzen
 
boodschappen doen
 
boodschappen doen
 
boor
 
boor
bor
+
boren
en
 
 
bot
 
bot
 
bovenaan
 
bovenaan
Regel 153: Regel 138:
 
brandweerman
 
brandweerman
 
bravo
 
bravo
br
+
breed
eed
+
brok
br
 
ok
 
 
brutaal
 
brutaal
 
buigen
 
buigen
Regel 162: Regel 145:
 
buitenkant
 
buitenkant
 
buitenlands
 
buitenlands
bulder
+
bulderen
en
 
 
buurt
 
buurt
 +
 +
==C==
 
camping
 
camping
car
+
carnaval
naval
 
 
cement
 
cement
chauf
+
chauffeur
feur
 
 
cijfer
 
cijfer
contr
+
controleren
oler
 
en
 
 
cowboy
 
cowboy
 
cowboyhoed
 
cowboyhoed
cr
+
crossfiets
ossfiets
 
 
daaraan
 
daaraan
 
daarin
 
daarin
 
daarmee
 
daarmee
daar
+
daarnet
net
 
 
dagje uit
 
dagje uit
 
dame
 
dame
Regel 197: Regel 175:
 
dinsdag
 
dinsdag
 
diploma
 
diploma
dir
+
direct
ect
 
 
divali
 
divali
 
dochter
 
dochter
Regel 206: Regel 183:
 
domoor
 
domoor
 
donder
 
donder
donder
+
donderdag
dag
 
 
donkerblauw
 
donkerblauw
donker
+
donkergroen
gr
 
oen
 
 
doodgaan
 
doodgaan
 
doodmoe
 
doodmoe
Regel 221: Regel 195:
 
doorlopen
 
doorlopen
 
doormidden
 
doormidden
doortr
+
doortrekken
ekken
 
 
doorwerken
 
doorwerken
 
dor
 
dor
 
dorp
 
dorp
dragen (kler
+
dragen (kleren)
en)
+
droevig
dr
+
droom
oevig
+
duiken (dook, gedoken;zee)
dr
 
oom
 
duiken (dook, gedoken;
 
zee)
 
 
duizelig
 
duizelig
 
duizend
 
duizend
 
duw
 
duw
 
dwars (richting)
 
dwars (richting)
 +
 +
==E==
 
echo
 
echo
 
echt (tegenover vals)
 
echt (tegenover vals)
 
een feest geven
 
een feest geven
eens (akkoor
+
eens (akkoord)
d)
 
 
eenzaam
 
eenzaam
eer
+
eerder
der
 
 
eerlijk
 
eerlijk
 
eetwaar
 
eetwaar
Regel 265: Regel 234:
 
erf
 
erf
 
ermee
 
ermee
er
+
ernaar
naar
+
ernstig (serieus)
er
 
nstig (serieus)
 
 
eruit zien als
 
eruit zien als
 
etage
 
etage
eur
+
euro
o
 
 
even donker
 
even donker
 
even licht
 
even licht
Regel 279: Regel 245:
 
fantastisch (geweldig)
 
fantastisch (geweldig)
 
februari
 
februari
feest vier
+
feest vieren
en
 
 
feestdag
 
feestdag
 
feestjurk
 
feestjurk
feliciter
+
feliciteren
en
+
fladderen
fladder
 
en
 
 
flink (dapper)
 
flink (dapper)
flink (gr
+
flink (groot, veel)
oot, veel)
 
 
fototoestel
 
fototoestel
 
franje
 
franje
 +
 +
==G==
 
gaan over
 
gaan over
 
gaas (afrastering)
 
gaas (afrastering)
galopper
+
galopperen
en
 
 
gapen
 
gapen
 
gedag
 
gedag
Regel 308: Regel 271:
 
gelijk (tegelijk)
 
gelijk (tegelijk)
 
gelijk hebben
 
gelijk hebben
geloven (niet zeker
+
geloven (niet zeker weten)
weten)
 
 
geluid
 
geluid
 
geluk
 
geluk
Regel 318: Regel 280:
 
getal
 
getal
 
getallenlijn
 
getallenlijn
getr
+
getrouwd
ouwd
 
 
geven (feest)
 
geven (feest)
 
geweldig
 
geweldig
 
gezicht (aanblik)
 
gezicht (aanblik)
gier
+
gieren
en
 
 
gil
 
gil
 
gillen
 
gillen
Regel 332: Regel 292:
 
glimlachen
 
glimlachen
 
glippen
 
glippen
glur
+
gluren
en
 
 
goeienacht
 
goeienacht
 
graan
 
graan
Regel 343: Regel 302:
 
grijnzen
 
grijnzen
 
grijpen
 
grijpen
gr
+
grommen
ommen
+
grondwater
gr
 
ondwater
 
 
gulzig
 
gulzig
 
gymschoenen
 
gymschoenen
 
gymzaal
 
gymzaal
 +
 +
==H==
 
haai
 
haai
haar
+
haard
d
 
 
haast (bijna)
 
haast (bijna)
haast (tijdgebr
+
haast (tijdgebrek)
ek)
 
 
hak
 
hak
 
hal
 
hal
halen (r
+
halen (roepen)
oepen)
 
 
halte
 
halte
 
hamer
 
hamer
Regel 366: Regel 322:
 
handschoen
 
handschoen
 
hangen (houding)
 
hangen (houding)
hapje (ger
+
hapje (gerecht)
echt)
+
hardlopen
har
+
hardop
dlopen
 
har
 
dop
 
 
hart
 
hart
 
hartelijk
 
hartelijk
Regel 391: Regel 344:
 
hierachter
 
hierachter
 
hiermee
 
hiermee
hier
+
hieronder
onder
 
 
hijgen
 
hijgen
 
hik
 
hik
 
hitte
 
hitte
 
hoewel
 
hoewel
honder
+
honderd
d
 
 
hongerig
 
hongerig
 
hoofdschuddend
 
hoofdschuddend
hoop (ber
+
hoop (berg)
g)
 
 
hoop (veel)
 
hoop (veel)
 
hopen
 
hopen
 
horizon
 
horizon
 +
horloge
 +
huid
  
 
+
==I==
 
 
orloge
 
huid
 
 
iemand anders
 
iemand anders
 
iets anders
 
iets anders
Regel 420: Regel 369:
 
in een rij staan
 
in een rij staan
 
in elk geval
 
in elk geval
in gr
+
in groepjes
oepjes
 
 
in het midden
 
in het midden
in het r
+
in het rond
ond
+
in orde
in or
 
de
 
 
in slaap vallen
 
in slaap vallen
 
in zijn eentje
 
in zijn eentje
inder
+
inderdaad
daad
 
 
indiaan
 
indiaan
 
ingang
 
ingang
 
inhalen
 
inhalen
inkleur
+
inkleuren
en
 
 
inpakken (cadeau)
 
inpakken (cadeau)
 
insect
 
insect
insmer
+
insmeren
en
 
 
instoppen
 
instoppen
 
instorten (gebouw)
 
instorten (gebouw)
 
intussen
 
intussen
 +
 +
==J==
 
ja knikken
 
ja knikken
 
jagen
 
jagen
 
jager
 
jager
 
jam
 
jam
jammer
+
jammeren
en
 
 
janken
 
janken
 
januari
 
januari
Regel 460: Regel 404:
 
juli
 
juli
 
juni
 
juni
 +
 +
==K==
 
kaart (landkaart)
 
kaart (landkaart)
 
kaart (spel)
 
kaart (spel)
Regel 469: Regel 415:
 
karton
 
karton
 
katoen
 
katoen
keihar
+
keihard
d
 
 
kerk
 
kerk
 
kermis
 
kermis
Regel 483: Regel 428:
 
klank
 
klank
 
klant
 
klant
klappen
+
klappen (applaudisseren)
(applaudisser
 
en)
 
 
klappen (fietsband)
 
klappen (fietsband)
 
kleding
 
kleding
 
klep (deksel)
 
klep (deksel)
kletter
+
kletteren
en
 
 
kleurboek
 
kleurboek
 
kleurkrijt
 
kleurkrijt
Regel 500: Regel 442:
 
knagen
 
knagen
 
knap
 
knap
knorr
+
knorren
en
+
knuffelbeest
knuf
+
knuffelen
felbeest
 
knuf
 
felen
 
 
knutselen
 
knutselen
 
koets
 
koets
kof
+
koffer
fer
 
 
kogel
 
kogel
 
koken (water)
 
koken (water)
 
kokosnoot
 
kokosnoot
kopr
+
koprol
ol
 
 
koptelefoon
 
koptelefoon
 
korst
 
korst
Regel 526: Regel 463:
 
kraken
 
kraken
 
krijsen
 
krijsen
kr
+
krokus
okus
+
krom
kr
 
om
 
 
kruis
 
kruis
 
kruiwagen
 
kruiwagen
Regel 540: Regel 475:
 
kwart
 
kwart
 
kwebbelen
 
kwebbelen
 +
 +
==L==
 
laag
 
laag
 
laatst (onlangs)
 
laatst (onlangs)
Regel 554: Regel 491:
 
lelijk
 
lelijk
 
lenen (van)
 
lenen (van)
ler
+
leren
en
 
 
les
 
les
 
letten op
 
letten op
Regel 561: Regel 497:
 
leven
 
leven
 
lievelingsdier
 
lievelingsdier
liever
+
lieverd
d
 
 
lift
 
lift
 
liggen aan
 
liggen aan
Regel 569: Regel 504:
 
locomotief
 
locomotief
 
loeien
 
loeien
loger
+
logeren
en
 
 
lol
 
lol
 
lopen (vloeistof)
 
lopen (vloeistof)
Regel 577: Regel 511:
 
lui
 
lui
 
luid
 
luid
luister
+
luister en (gehoorzamen)
en (gehoorzamen)
+
 
 +
==M==
 
maaltijd
 
maaltijd
 
maand
 
maand
Regel 585: Regel 520:
 
machinist
 
machinist
 
mager
 
mager
maken (r
+
maken (repareren)
epar
+
maken (zorgen dat)
er
 
en)
 
maken (zor
 
gen dat)
 
 
mal
 
mal
 
manier
 
manier
Regel 607: Regel 538:
 
meten (lengte)
 
meten (lengte)
 
meter (100 cm)
 
meter (100 cm)
micr
+
microfoon
ofoon
 
 
middags (‘s)
 
middags (‘s)
 
minuut
 
minuut
 
mist
 
mist
 
modder
 
modder
moeder
+
moederdag
dag
 
 
moeite
 
moeite
 
mogelijk
 
mogelijk
Regel 620: Regel 549:
 
mompelen
 
mompelen
 
mooi (ok)
 
mooi (ok)
mopper
+
mopperen
en
+
morgens (‘s)
mor
 
gens (‘s)
 
 
mos
 
mos
 
motor (machine)
 
motor (machine)
 
muziek maken
 
muziek maken
 
muziekinstrument
 
muziekinstrument
 +
 +
==N==
 
na (achter)
 
na (achter)
 
na-apen
 
na-apen
 
naartoe gaan
 
naartoe gaan
 
nadoen
 
nadoen
nar
+
narcis
cis
 
 
nazeggen
 
nazeggen
 
nee schudden
 
nee schudden

Versie van 22 dec 2010 om 02:55


Deze woorden komen uit "De Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters" afgekort BAK




Ze vormen het fundament voor de opbouw van de woordenschat. Het gaat hier om de meest frequente woorden, woorden die zeer vaak gebruikt worden in de kleutergroepen, door leerkrachten, in boekjes en door Nederlandstalige kleuters. Deze woorden zijn frequent en algemeen, ze hebben een brede spreiding, dat wil zeggen dat ze in veel verschillende contexten en situaties voorkomen.


Terug naar:


A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z


A

aankomen aanlopen (komt…) aanrecht aantal aanvliegen (rennen) aanvoelen (tastzin) aanzetten aarde (aardbol) aardig achteraan achterbank achterkant achterpoot achttien adem ademen ademhalen adres af en toe afbreken afhalen afknippen aflopen (einde) afpakken afscheid afstand afstandsbediening afzakken (broek) agent (politie) alfabet allang allerlei alsof alvast alweer ambulance angst ansichtkaart antwoord antwoorden apart (afzonderlijk) apparaat applaus april arm (niet rijk) arm (zielig) augustus autorijden autoweg avonds (‘s) avontuur

B

baas baas spelen (de) badhanddoek balkon band (stof) batterij bedanken bedekken bedoeling bedroefd beek beet (vast) begin begraven behalve beide (-n) belangrijk beleefd beleven beloven bemoeien benieuwd benzine bereiken beroemd beschermen besluiten bestaan bestuurder betekenen beven bevriezen beweging bewolkt bewonderen bezem bezoek bezorgd bibberen bijzetten bijzonder binnenkant binnenkomen bladzijde bleek zien bliksem blind bloempot blokkendoos blussen bocht boel (veel) boffen bol (znw) bonzen boodschappen doen boor boren bot bovenaan bovendien bovenkant brandweer brandweerauto brandweerman bravo breed brok brutaal buigen buiging buitenkant buitenlands bulderen buurt

C

camping carnaval cement chauffeur cijfer controleren cowboy cowboyhoed crossfiets daaraan daarin daarmee daarnet dagje uit dame dansje dapper de slappe lach december deftig degene dertien deurbel deurmat dinsdag diploma direct divali dochter doelpunt doktersjas dol op domoor donder donderdag donkerblauw donkergroen doodgaan doodmoe doodstil doof door elkaar door geven doorlopen doormidden doortrekken doorwerken dor dorp dragen (kleren) droevig droom duiken (dook, gedoken;zee) duizelig duizend duw dwars (richting)

E

echo echt (tegenover vals) een feest geven eens (akkoord) eenzaam eerder eerlijk eetwaar eigenwijs eiland eind / einde eind (afstand) elektrisch elf (getal) enig (alleen) enkel (een paar) enorm er vandoor gaan erachter eraf eraf halen erbij erbij doen erf ermee ernaar ernstig (serieus) eruit zien als etage euro even donker even licht extra familie fantastisch (geweldig) februari feest vieren feestdag feestjurk feliciteren fladderen flink (dapper) flink (groot, veel) fototoestel franje

G

gaan over gaas (afrastering) galopperen gapen gedag gedragen (zich) geduld geduldig geheim (znw) geheimzinnig gehoorzaam geleden (tijd) gelijk (meteen) gelijk (tegelijk) gelijk hebben geloven (niet zeker weten) geluid geluk gemeen genieten (plezier) genoeg hebben van gesp getal getallenlijn getrouwd geven (feest) geweldig gezicht (aanblik) gieren gil gillen gisteravond glanzen glibberig glimlachen glippen gluren goeienacht graan gracht graf grappig graven griezelig grijnzen grijpen grommen grondwater gulzig gymschoenen gymzaal

H

haai haard haast (bijna) haast (tijdgebrek) hak hal halen (roepen) halte hamer hamster handig handschoen hangen (houding) hapje (gerecht) hardlopen hardop hart hartelijk hartstikke haven hebberig heer helft helikopter helpen (baten) hemel herkennen het geeft niet het hagelt het hebben over het kan me niet(s) schelen heus hierachter hiermee hieronder hijgen hik hitte hoewel honderd hongerig hoofdschuddend hoop (berg) hoop (veel) hopen horizon horloge huid

I

iemand anders iets anders ijscoman ijskoud in brand staan in de gaten houden in de war in een rij staan in elk geval in groepjes in het midden in het rond in orde in slaap vallen in zijn eentje inderdaad indiaan ingang inhalen inkleuren inpakken (cadeau) insect insmeren instoppen instorten (gebouw) intussen

J

ja knikken jagen jager jam jammeren janken januari jazeker jeuken jezelf jong (het) juichen juist (goed) juist (net) juli juni

K

kaart (landkaart) kaart (spel) kabaal kakelen kalm kameel kan (znw) karton katoen keihard kerk kermis kerstkaart kier kies (tand) kiespijn kilometer klaar zetten klaarmaken klagen klank klant klappen (applaudisseren) klappen (fietsband) kleding klep (deksel) kletteren kleurboek kleurkrijt kleurpotlood kleven klodder klokhuis knabbelen knagen knap knorren knuffelbeest knuffelen knutselen koets koffer kogel koken (water) kokosnoot koprol koptelefoon korst kosten kous kraag kraai kraaien (haan) krabbelen krabben kraken krijsen krokus krom kruis kruiwagen krul kubus kuil kussen kust (znw) kwaad kwart kwebbelen

L

laag laatst (onlangs) lach ladder lade land (zee) languit lap last (hinder) lastig leggen (ei) lek lelijk lenen (van) leren les letten op leunen leven lievelingsdier lieverd lift liggen aan linker (plaats) lippenstift locomotief loeien logeren lol lopen (vloeistof) lucht (zuurstof) lucifer lui luid luister en (gehoorzamen)

M

maaltijd maand maandag maart machinist mager maken (repareren) maken (zorgen dat) mal manier map mat (znw) matras mazelen meeloper meemaken meer (znw) meespelen meevallen mei meid memory meten (lengte) meter (100 cm) microfoon middags (‘s) minuut mist modder moederdag moeite mogelijk moment mompelen mooi (ok) mopperen morgens (‘s) mos motor (machine) muziek maken muziekinstrument

N

na (achter) na-apen naartoe gaan nadoen narcis nazeggen nee schudden negen negentien Nieuwjaar nieuws (jour naal) nieuwsgierig nijdig nog (opnieuw) nogal Noor dpool november ober oceaan ochtend oefenen oerwoud ogenblik oktober om (tijdstip) omgaan met elkaar omker en omslaan (bladzijde) onder (tijdens) onder door onder gaande zon onderkant ondersteboven ondertussen onderweg ongeluk ongelukkig ongeveer onmiddellijk onrustig ontbijt ontdekken ontmoeten ontsnappen ontzettend onvriendelijk onweer onzin ooit oorpijn op (moment) op het nippertje op pad op r eis op r eis gaan op tijd op weg op zijn gemak op zijn kop krijgen op zoek openen opeten ophalen (afhalen) opnieuw oppakken (optillen) oppassen (toezicht) opplakken opschieten opschrijven opstaan (bed) opstaan (gaan staan) opstapelen opsteken (vinger) opzeggen (gedicht) opzoeken (pr ober en te vinden) oud & nieuw oud (tegenover nieuw) ouder over (plaats) over (tijdsaanduiding) overblijven overblijven (r est) over dag over eind overslaan oversteken paar drijden paasei pad pak pakken (gevangen) pal paniek park pas (nog maar) pijp (buis) plaats (stad) plafond plank plas (water) plastic plein plezier plof(fen) plukken pony poos(je) poot (tafel) post postbode pr ecies (secuur) pr et pr etpark pr obleem pr op pruim prullenmand publiek rails raken rat r echt r echter (r echterkant) r echthoek r edden (leven) r egenboog r eiger r ekenen r emmen r est r estaurant rijmen rillen rivier r obot r oeien r ond (r ondom) r onde (r ondgang) r ondkijken r ondlopen r ondom rugzak ruilen rups rust rusten (slapen) saai sappig (appel) schaal (schotel) schaduw schamen (zich) schattig scheef schelden schilder schminken schrift schuin


seizoenen september sieraad sir ene sjaal slagr oom slinger en (zwaaien) sloot sluiten smakelijk smaken smal smullen snoepen snuf felen snuiten (neus) snuiven snurken soepel soldaat sorry spatten speelplaats speeltuin spel spijten spinnen (draden) spinnenweb spoelen sport spr eken spr ookjesboek spuit spuiten sputter en staan (mooi) stad stapel stelen stem (praten) stempelkussen stevig (fors) stevig (solide) stiekem stikken (benauwd) stinken stofzuigen stofzuiger stom (vervelend) stoom stoppen (ophouden met iets) stor en storm stotter en str eng struikelen stur en suf (bnw) suikerfeest super surprise taai tapijt te lang te pakken (ziek) te voorschijn tegelijk tegenhouden tegenkomen telkens tellen tenslotte ter echtkomen (plaats) tevr eden theepot theezakje thermometer thuisblijven thuiskomen tijdens tijdschrift tikken (geluid) tikkertje tillen timmer en timmerman toevallig toilet totdat touw tovenaar traan tr ek (eetlust) tr ekken (gezichten) tr ekken (tocht) tr eurig trillen tr ommel (koek) tr ots tr ouwen tr ouwens tulp tunnel tweeling twintig uiterlijk uitgaan (vuur) uitgang uitglijden uithalen uitkiezen uitkijken uitknippen uitlachen uitladen uitnodiging uitpraten (afr onden) uitpraten (bijleggen) uitrusten uitsteken vaart vaart (snelheid) vacht vakantier eisje van plan zijn vanaf vanavond vandaan vandoor vanmiddag vanmor gen vannacht vanochtend vanuit vanzelf varkensvlees vast (al) vast (stevig) vastplakken vastzitten veertien veertig veilig vel (huid) vel (papier) veld vensterbank ver af (ver deraf) verbaasd verband (wond) verber gen verbieden ver delen ver der gaan ver der op ver dienen ver drinken ver dwalen verfpot ver gelijken ver gissen verkeer verkopen verlangen (ww) verlegen verliefd verliezen verrassen verrukkelijk verschillend verschrikt verstoppertje vertr ekken vertr ouwen (ww) vervelen vervoer verwachten verwennen verzamelen verzinnen vet vierkant vies (smaak) vijftien vijftig vijver vlakbij vlek vlieger vluchten voer en (dier en) voetstap vol (volledig) volgen (achter na) voor (doel) voor (ipv) voor (tijdstip) voor de gek houden voor het eerst vooraan vooral voorbeeld voorbij (afgelopen) voorbij (ver der) voorbijlopen voor dat voor deur voorlezen vouw vouwblad vraag vr eemd vriendin vrij vrijdag vr oeg vr oeger vrucht vuil vuilniswagen vuilniszak vuist waar (juist) waarin waar op waarschijnlijk waarvoor wandelen wandeling warmte was (wasgoed) wasbak wasknijper waslijn wasmachine wasmand waterpokken wc r ol wedden wedstrijd weegschaal weekend wegen wegwezen weiland weinig (inhoud) welkom welnee wennen wens wensen werken (apparaat) wiebelen wijd wijs wijzer wild (bvnw) wimper winkelen winnaar winnen winterslaap wippen wisselen (ruilen) wisselen (sport) woedend woensdag woensdagmiddag woest wol woonomgeving wrijven zaad zaaien zaal zacht (kracht) zater dag zeehond zeer over zeggen (dat wil zeggen) zelfs zenuwachtig zestien zeur en zicht zichzelf zielig zijkant zijn best doen zijn gang gaan zijn mond houden zijn zin krijgen zin (woor den) zoals zodat zodra zoek (verlor en) zoemen zoen zoenen zoiets zolang zondag zonde (jammer) zonnebril zonnig zool zoon zor gen voor zover (tot zover) zucht zuiden Zuidpool zuigen zulk zuster (verpleeg) zwaaien (heen en weer) zwaailicht zwaluw zwar e stem zweefvliegtuig zweetdruppels zwembad zwembr oek zwemles zwempak zweven zwijgen