Basiswoorden groep 2 uitbreiding: verschil tussen versies

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Ga naar:navigatie, zoeken
Regel 15: Regel 15:
 
* [[Basiswoorden groep 2]]
 
* [[Basiswoorden groep 2]]
 
* [[Groep 2 op thema]]
 
* [[Groep 2 op thema]]
 +
 +
----
 +
{{Sjabloon:ABC}}
 
----
 
----
 
==A==
 
==A==

Versie van 22 dec 2010 om 02:56


Deze woorden komen uit "De Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters" afgekort BAK




Ze vormen het fundament voor de opbouw van de woordenschat. Het gaat hier om de meest frequente woorden, woorden die zeer vaak gebruikt worden in de kleutergroepen, door leerkrachten, in boekjes en door Nederlandstalige kleuters. Deze woorden zijn frequent en algemeen, ze hebben een brede spreiding, dat wil zeggen dat ze in veel verschillende contexten en situaties voorkomen.


Terug naar:


A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z


A

achterdeur achterin achterlicht achternaam achterover afdrogen afgooien aflikken afrekenen afscheuren afsnijden afspoelen afstempelen afvoer afvragen afwas afwasborstel allereerste allerlaatste ananas anderhalf angstig appelboom appeltaart

B

bacterie barbecue basisschool behang beleefd zijn bellen blazen berg (stapel) bes beschuitje beste bestek bestellen beukennootje bever bibliotheek bietjes bij (insect) bijl bioscoop blaten bloedneus bloembol boksen bolhoed bom boodschappenlijstje boomstam box brommen broodtrommel brullen buis buitendeur buitenkomen buitenspelen bult bureau (schrijftafel) burgemeester

C

champignon cirkel clownspak club conducteur

D

dal delen dolfijn dooien duif dweilen

E

eergisteren erom everzwijn expres

F

flauwekul fietspomp flipperkast fluitketel foppen fruitschaal gebak geeuwen gemak (makkelijk) gevoelens geweer goochelaar goochelen goudvis grazen greppel groente groenteman groepje van drie gulp

H

helder helm hengel het hangt ervan af heuvel hinniken hobbelpaard hondenpoep honing hoofddoek hoofdletter horen (ww. norm) hotel hup hurken hyacint

I

ijsschots indianenpak indianentooi indoen indrukken inhouden (adem) inladen inslikken

K

kaart (ticket) kameleon kampioen kanarie kangoeroe kanon kap (de) kapitein karwei kassabon kegel kennis (persoon) ketel ketting (keten) kikkervis kikvors kinderwagen kippenvel kippenvlees klapperen klauteren kleermakerszit kleine letter kletskous klikken klomp kloppen (slaan) klosje (garen) knallen knecht kneden (klei) kniekous knijper knip (knippen) knoopsgat koekoek koel kok komkommer konijnenhok Koninginnedag koorts kraam kralenplank kudde kunst (prestatie)

L

landen (ww) lantaar npaal lasso later leegdrinken leesboek leg lekken letter lezen licht (straling) lichtblauw lichtgr oen lief vinden liegen lijn lint losmaken luciferhoutje luiaard

M

matroos medaille meebrengen meegeven meekomen meerijden meestal meeste meeuw melktand mesthoop met grote ogen met z’n drieën met z’n tweeën metrostation metselaar meubels middageten miljonair mini minste mislukken missen (niet raak) missen (ontbreken) mobieltje molen mop (grap) moskee muisgrijs museum muzikant

N

nachtmerrie nagellak najaar nakijken (oog) namelijk natekenen natuur navel navertellen negende net (visnet) neuriën neusdruppels neushoorn nijlpaard nul nummer

O

oever offerfeest oliebol omdoen omgaan met elkaar omheen omhooghouden omkijken (over de schouder) omstebeurt omwaaien onaardig onderzoek onderzoeken ongerust onhoorbaar onlangs onthouden opblijven ophalen (schouders) opmaken (opeten) opnemen (muziek) opnoemen oprollen opschuiven optocht optreden opvreten opwinden (zich) opzetten (tent) overmorgen overnieuw overtekenen overtrekken

P

paleis paprika pauze per (per dag) per bus per ongeluk perenboom pianospelen pijp roken pikken (vogels) pin pinnen piraat pitten (for nuis) plan plat dak pluim (veer) pluis podium postzegel prikbord prikkeldraad pruik pudding puffen puntdak

R

raad (advies) ramadan rammen rapen ravijn razen rechtop reep (papier) regel regelen regenbui regenlaarzen regenpijp regenwater reisbureau rek riet (plant) rijgen rinkelen rit ritselen rol (cilinder) roltrap roos rots rottig rotzooi ruit (glas) rukken

S

scharrelen schateren schatrijk schatten schild schipper schok (beweging) schoolbord schooldokter schoolkrant schoolplein schoolreisje schrijven schrokken schutting seconde servies shirt sip sissen ski skiën slagtand slakkenhuis slang (buis) sleutelgat sleutelhanger slurf smak smakken smeken snackbar sneeuwballen gooien sneeuwvlok snikken snorhaar spellen staren steeg steil stekel steken (prikken) stijf stijgen stinkdier stoeien stoelpoot stof (kleding) storten (gooien) straal (water) straf streek strijken strikken stripboek strippenkaart stro struik stuiven suikerklontje suikerpot

T

tachtig tandarts tegel tegenaan tegenover tekenfilm tel tennis terugleggen titel tocht toe (komaan) toetje toiletpapier toilettas toneel spelen trakteren trampoline trapleuning trappen trapper trippelen troebel trompet tuinslang turen tussendoor twee aan twee

U

ui uiterlijk uitgerust uitleggen uitmaken (belang) uitroepen uitwringen uitzoeken

V

vals (boosaardig) veer vent verbazing verdieping vergeet-me-nietje vergrootglas verhuiswagen verhuizen verjagen verkeer verkeersbord verklappen verkleden verlaten vers verschijnen verschil verslijten verstandig verte vervoeren vervoermiddel verwend verzorgen via vleugel voeten vegen vogelkooi vogelverschrikker volgen (begrijpen) volgorde voor schut staan voorbank voordoen voordringen voorjaar voorkant voorlicht voorlopig voornaam voorover voorpoot voorstellen voorstelling (film) voortaan voorzeggen vrachtwagen vreemde vreselijk vriendelijk vuurwerk

W

walvis wapperen waterkant waterleiding waterpistool web wegbrengen weggaan weglopen weide wesp wielrenner winkeljuffrouw wonder woord woordblad woordenboek worm

Z

zadel zagen zakken (ww naar beneden) zaklopen zalf zalig zeilboot zeilen zuurkool zwaargewicht