Basiswoorden groep 2 uitbreiding

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Versie door Admin (overleg | bijdragen) op 22 dec 2010 om 03:20
Ga naar:navigatie, zoeken


Deze woorden komen uit "De Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters" afgekort BAK




Ze vormen het fundament voor de opbouw van de woordenschat. Het gaat hier om de meest frequente woorden, woorden die zeer vaak gebruikt worden in de kleutergroepen, door leerkrachten, in boekjes en door Nederlandstalige kleuters. Deze woorden zijn frequent en algemeen, ze hebben een brede spreiding, dat wil zeggen dat ze in veel verschillende contexten en situaties voorkomen.


Terug naar:



achter deur achterin achterlicht achter naam achter over afdr ogen afgooien aflikken afr ekenen afscheur en afsnijden afspoelen afstempelen afvoer afvragen afwas afwasborstel aller eerste allerlaatste ananas anderhalf angstig appelboom appeltaart bacterie barbecue basisschool behang beleefd zijn bellen blazen ber g (stapel) bes beschuitje beste bestek bestellen beukennootje bever bibliotheek bietjes bij (insect) bijl bioscoop blaten bloedneus bloembol boksen bolhoed bom boodschappenlijstje boomstam box br ommen br oodtr ommel brullen buis buitendeur buitenkomen buitenspelen bult bur eau (schrijftafel) bur gemeester champignon cirkel clownspak club conducteur dal delen dolfijn dooien duif dweilen eer gister en er om everzwijn expr es flauwekul fietspomp flipperkast fluitketel foppen fruitschaal gebak geeuwen gemak (makkelijk) gevoelens geweer goochelaar goochelen goudvis grazen gr eppel gr oente gr oenteman gr oepje van drie gulp helder helm hengel het hangt ervan af heuvel hinniken hobbelpaar d hondenpoep honing hoofddoek hoofdletter hor en (ww . norm) hotel hup hurken hyacint ijsschots indianenpak indianentooi indoen indrukken inhouden (adem) inladen inslikken kaart (ticket) kameleon kampioen kanarie kangoer oe kanon kap (de) kapitein karwei kassabon kegel kennis (persoon) ketel ketting (keten) kikkervis kikvors kinderwagen kippenvel kippenvlees klapper en klauter en kleermakerszit kleine letter kletskous klikken klomp kloppen (slaan) klosje (gar en) knallen knecht kneden (klei) kniekous knijper knip (knippen) knoopsgat koekoek koel kok komkommer konijnenhok Koninginnedag koorts kraam kralenplank kudde kunst (pr estatie) landen (ww) lantaar npaal lasso later leegdrinken leesboek leg lekken letter lezen licht (straling) lichtblauw lichtgr oen lief vinden liegen lijn lint losmaken luciferhoutje luiaar d matr oos medaille meebr engen meegeven meekomen meerijden meestal meeste meeuw melktand mesthoop met gr ote ogen met z’n drieën met z’n tweeën metr ostation metselaar meubels middageten miljonair mini minste mislukken missen (niet raak) missen (ontbr eken) mobieltje molen mop (grap) moskee muisgrijs museum muzikant nachtmerrie nagellak najaar nakijken (oog) namelijk natekenen natuur navel navertellen negende net (visnet) neuriën neusdruppels neushoor n nijlpaar d nul nummer oever of ferfeest oliebol omdoen omgaan met elkaar omheen omhooghouden omkijken (over de schouder) omstebeurt omwaaien onaar dig onderzoek onderzoeken ongerust onhoorbaar onlangs onthouden opblijven ophalen (schouders) opmaken (opeten) opnemen (muziek) opnoemen opr ollen opschuiven optocht optr eden opvr eten opwinden (zich) opzetten (tent) overmor gen over nieuw overtekenen overtr ekken paleis paprika pauze per (per dag) per bus per ongeluk per enboom pianospelen pijp r oken pikken (vogels) pin pinnen piraat pitten (for nuis) plan plat dak pluim (veer) pluis podium postzegel prikbor d prikkeldraad pruik pudding puf fen puntdak raad (advies) ramadan rammen rapen ravijn razen r echtop r eep (papier) r egel r egelen r egenbui r egenlaarzen r egenpijp r egenwater r eisbur eau r ek riet (plant) rijgen rinkelen rit ritselen r ol (cilinder) r oltrap r oos r ots


r ottig r otzooi ruit (glas) rukken scharr elen schater en schatrijk schatten schild schipper schok (beweging) schoolbor d schooldokter schoolkrant schoolplein schoolr eisje schrijven schr okken schutting seconde servies shirt sip sissen ski skiën slagtand slakkenhuis slang (buis) sleutelgat sleutelhanger slurf smak smakken smeken snackbar sneeuwballen gooien sneeuwvlok snikken snorhaar spellen star en steeg steil stekel steken (prikken) stijf stijgen stinkdier stoeien stoelpoot stof (kleding) storten (gooien) straal (water) straf str eek strijken strikken stripboek strippenkaart str o struik stuiven suikerklontje suikerpot tachtig tandarts tegel tegenaan tegenover tekenfilm tel tennis terugleggen titel tocht toe (komaan) toetje toiletpapier toilettas toneel spelen trakter en trampoline trapleuning trappen trapper trippelen tr oebel tr ompet tuinslang tur en tussendoor twee aan twee ui uiterlijk uitgerust uitleggen uitmaken (belang) uitr oepen uitwringen uitzoeken vals (boosaar dig) veer vent verbazing ver dieping ver geet-me-nietje ver gr ootglas verhuiswagen verhuizen verjagen verkeer verkeersbor d verklappen verkleden verlaten vers verschijnen verschil verslijten verstandig verte vervoer en vervoermiddel verwend verzor gen via vleugel voeten vegen vogelkooi vogelverschrikker volgen (begrijpen) volgor de voor schut staan voorbank voor doen voor dringen voorjaar voorkant voorlicht voorlopig voor naam voor over voorpoot voorstellen voorstelling (film) voortaan voorzeggen vrachtwagen vr eemde vr eselijk vriendelijk vuurwerk walvis wapper en waterkant waterleiding waterpistool web wegbr engen weggaan weglopen weide wesp wielr enner winkeljuf fr ouw wonder woor d woor dblad woor denboek worm zadel zagen zakken (ww naar beneden) zaklopen zalf zalig zeilboot zeilen zuurkool zwaargewicht