Portaal:Algemene informatie: verschil tussen versies

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Ga naar:navigatie, zoeken
Regel 2: Regel 2:
  
  
==== De betekenis van woordenschat ======
+
==== De betekenis van woordenschat =====
 +
Woordenschat is beschikken over kennis van de wereld; kennis die nodig is om te kunnen communiceren. Je hebt een goede woordenschat nodig om te begrijpen wat je hoort, te kunnen spreken, te begrijpen wat je leest en om te kunnen schrijven. <BR>
 +
Beschikken over een goede woordenschat is vooral fundamenteel voor begrijpend lezen en het onderwijs in de kennisgebieden.  <BR>
 +
De woordenschat waarover een leerling beschikt en de woorden die in een tekst voorkomen, bepalen of hij die tekst al of niet goed zal begrijpen. Hoe groter zijn woordenschat, des te beter de leerling meestal de tekst begrijpt. Staan er  veel woorden in de tekst die de leerling niet kent, dan heeft hij veel moeite met het begrijpend van die tekst. Dit betekent dat een goede woordenschat de leerling meer greep geeft op zijn lees- en leerprocessen. <BR>
 +
Eén van de meest consistente bevindingen die uit woordenschatonderzoek naar voren komt, is dat een beperkte woordenschat bijna altijd leidt tot slechte schoolresultaten (Anderson & Nagy, 1992).
  
Woordenschat is beschikken over kennis van de wereld; kennis die nodig is om te kunnen communiceren. Je hebt een goede woordenschat nodig om te begrijpen wat je hoort, te kunnen spreken, te begrijpen wat je leest en om te kunnen schrijven. Beschikken over een goede woordenschat is vooral fundamenteel voor begrijpend lezen en het onderwijs in de kennisgebieden. De woordenschat waarover een lezer beschikt en de woorden die in een tekst voorkomen, bepalen of een leerling die tekst al of niet goed zal begrijpen. Hoe groter zijn woordenschat, des te beter de leerling meestal de tekst begrijpt. Staan er  veel woorden in de tekst die de leerling niet kent, dan heeft hij veel moeite met het begrijpend van die tekst. Dit betekent tevens, dat een goede woordenschat de leerling meer greep geeft op zijn lees- en leerprocessen. Eén van de meest consistente bevindingen die uit woordenschatonderzoek naar voren komt, is dat een beperkte woordenschat bijna altijd leidt tot slechte schoolresultaten (Anderson & Nagy, 1992).
+
==Hoe ontstaat woordenschat?==
 +
In het algemeen leren kinderen de betekenis van woorden op een '''indirecte manier''' door dagelijkse ervaringen met gesproken en geschreven taal. Tot de tijd dat een kind leert lezen maakt het zich vooral woorden eigen door interactie met zijn ouders en andere mensen in zijn omgeving. <BR>
 +
Als een kind leert lezen, worden de door lezen opgedane woorden opgeslagen bij de aanwezige woorden die door dagelijkse ervaringen zijn opgedaan. Vanaf groep 5 neemt de woordenschat vooral toe door het onderwijs in de kennisgebieden, maar ook door het lezen van de leerling. De omvang van de tijd die de leerling leest over allerlei zaken, bepaalt dan vooral het al of niet sterk groeien van zijn woordenschat. In de praktijk is de woordenschat van kinderen die veel lezen in het algemeen '''vier keer zo groot''' dan die van kinderen die zelden of nooit lezen.  
  
**Hoe ontstaat woordenschat?**
+
==Verschillen in woordenschat tussen kinderen==
In het algemeen leren kinderen de betekenis van woorden op een indirecte manier door dagelijkse ervaringen met gesproken en geschreven taal. Tot de tijd dat een kind leert lezen maakt het zich vooral woorden eigen door interactie met ouders/verzorgers en andere mensen in zijn omgeving. Bijvoorbeeld door naar volwassenen te luisteren. Een deel van de kinderen verwerft zijn woordenschat in een rijke taalomgeving door gesprekken over de betekenis van woorden.
+
Kinderen die in groep 1 de basisschool binnen komen, verschillen soms sterk in woordenschat van elkaar, zowel in omvang als in samenstelling. Al vroeg aangetroffen verschillen in woordenschat, waarbij het dan gaat om het al of niet beschikken over veel in de samenleving gebruikte woorden, hebben gevolgen voor het schoolsucces.
Als een kind leert lezen, worden de door lezen opgedane woorden opgeslagen bij de aanwezige woorden die door dagelijkse ervaringen zijn opgedaan. Vanaf groep 5 neemt de woordenschat vooral toe door het onderwijs in de kennisgebieden, maar ook door het lezen van de leerling. De omvang van de tijd die de leerling leest over allerlei zaken, bepaalt dan vooral het al of niet sterk groeien van zijn woordenschat. In de praktijk is de woordenschat van kinderen die veel lezen in het algemeen vier keer zo groot dan die van kinderen die zelden of nooit lezen.  
+
<BR>
 +
Volgens Stahl (1999) beschikken kinderen uit taalrijke milieus op 3-jarige leeftijd over vijf keer zoveel woorden dan kinderen uit kansarme groepen. Kinderen komen daardoor de school binnen met grote verschillen in woordenschat. <BR>
 +
Die verschillen ontstaan doordat een kind uit:
 +
* een bijstandsgezin 615 woorden per uur hoort;
 +
* de lichtgeschoolde groepen 1251 woorden per uur hoort;
 +
* een gezin met hoogopgeleide ouders 2153 woorden per uur hoort.
  
**Verschillen in woordenschat tussen kinderen**
+
Het is een groot probleem, dat de verschillen tussen kinderen die met een beperkte woordenschat en kinderen met een rijke woordenschat de school binnenkomen in de loop van de basisschool alleen maar groter worden. <BR>
Kinderen die in groep 1 de basisschool binnen komen, verschillen soms sterk in woordenschat van elkaar, zowel in omvang als in samenstelling. Sommige kinderen hebben op bepaalde gebieden een zeer grote woordenschat, bijvoorbeeld over een hobby als archeologie, terwijl dat voor andere gebieden, bijvoorbeeld sport, niet het geval is. Al vroeg aangetroffen verschillen in woordenschat, waarbij het dan gaat om het al of niet beschikken over veel in de samenleving gebruikte woorden, hebben gevolgen voor het schoolsucces. Volgens Stahl (1999) beschikken kinderen uit taalrijke milieus op 3-jarige leeftijd over vijf keer zoveel woorden dan kinderen uit kansarme groepen. Kinderen komen daardoor de school binnen met grote verschillen in woordenschat. Die verschillen ontstaan doordat een kind uit:
+
Het aantal woorden dat kinderen afkomstig uit verschillende sociale milieus leren, varieert sterk.
- een bijstandsgezin 615 woorden per uur hoort;
+
* 2 versus 8 woorden per dag;
- de lichtgeschoolde groepen 1251 woorden per uur hoort;
+
* 750 versus 3000 woorden per jaar.
- een gezin met hoogopgeleide ouders 2153 woorden per uur hoort.
+
(Bron: Baker, Simmons & Kame'enui, 1998)<BR>
 
 
Het is een groot probleem, dat de verschillen tussen kinderen die met een beperkte woordenschat en kinderen met een rijke woordenschat de school binnenkomen in de loop van de basisschool alleen maar groter worden. Het aantal woorden dat kinderen afkomstig uit verschillende sociale milieus leren, varieert sterk.
 
- 2 versus 8 woorden per dag;
 
- 750 versus 3000 woorden per jaar.
 
(Bron: Baker, Simmons & Kame'enui, 1998)
 
 
Van de 3000 woorden die kinderen uit taalrijke milieus in een jaar leren, blijkt dat ze er meestal 300 via instructie verwerven (Carlisle, 2002).
 
Van de 3000 woorden die kinderen uit taalrijke milieus in een jaar leren, blijkt dat ze er meestal 300 via instructie verwerven (Carlisle, 2002).
  
Een Nederlandstalig kind beschikt op vierjarige leeftijd receptief over ongeveer 3200 woorden. Tot en met het achtste jaar neemt de woordenschat met ongeveer 600 woorden per jaar toe; vanaf het 9e tot 12e jaar komen daar tussen de 1700 en 3000 woorden per jaar bij, zodat een kind op 12 jarige leeftijd  beschikt over 17000 woorden. Turkse en Marokkaanse komen met een geringere woordenschat de basisschool binnen en beschikken op 12 jarige leeftijd over 10000 woorden  
+
Een Nederlandstalig kind beschikt op vierjarige leeftijd receptief over ongeveer 3200 woorden.<BR>
 
+
Tot en met het achtste jaar neemt de woordenschat met ongeveer 600 woorden per jaar toe; <BR>
**Aan het eind van de basisschool is de achterstand van Turkse kinderen nog steeds meer dan twee jaar**
+
vanaf het 9e tot 12e jaar komen daar tussen de 1700 en 3000 woorden per jaar bij, <BR>
artikel Trouw 12-04-2008 prof. dr. Han Entzinger, hoogleraar migratie- en integratiestudies Erasmus Universiteit Rotterdam.
+
zodat een kind op 12 jarige leeftijd  beschikt over 17000 woorden. <BR>
Het gaat fout in de eerste jaren. Taalverwerving begint in de beginfase van het leven. Opleidingsniveau is een factor, gebrekkige kennis van het Nederlandse schoolsysteem, schotelantennes (70 tot 80 % van de tijd wordt naar Turkse tv gekeken), tal van Turkse kranten verkrijgbaar, niet of nauwelijks voor(ge)lezen ook niet in de moedertaal. 50 Procent van de Turken heeft moeite met de Nederlandse taal. Het Nederlands wordt binnen Turkse gezinnen ook weinig gesproken. Dit werkt door in de schoolprestaties van de kinderen. Turkse scholieren halen gemiddeld een slechtere Citoscore dan andere bevolkingsgroepen. De eerder opgelopen taalachterstand wreekt zich vaak op de middelbareschool. Turks-Nederlandse kinderen knokken vaak 10 jaar lang in de achterhoede. Dat levert heel veel frustratie op en een hoge schooluitval als gevolg.
+
Turkse en Marokkaanse komen met een geringere woordenschat de basisschool binnen en beschikken op 12 jarige leeftijd over 10000 woorden.<BR>
 
 
Waardoor ontstaan verschillen
 
Een veelvoud aan factoren draagt bij aan de verschillen in woordenschatontwikkeling:
 
- biologische factoren kunnen voor een deel bijdragen aan een moeizame woordenschatontwikkeling. In het bijzonder moet dan worden gedacht aan taalproblemen (vooral linguistische problemen) en [[geheugenproblemen]];
 
- omgevingsfactoren. Deze factor laat zien dat thuisfactoren – en dan met name het al of niet taalrijk zijn - substantieel aan de woordenschatontwikkeling van leerlingen bijdragen. Hart en Risley: //Before children can take charge of their own experience and begin to spend time with peers in social groups outside the home, almost everything they learn comes from their families, to whom society has assigned the task of socializing children.//
 
Bron en zie verder het uitgebreide artikel:  http://www.aft.org/pubs-reports/american_educator/spring2003/catastrophe.html
 
  
Vooral voor kinderen uit taalarme milieus is een matige woordenschat vanaf het begin van de schoolloopbaan een probleem. Daarom is het zo belangrijk dat de ontwikkeling van de woordenschat vanaf groep 1 veel aandacht krijgt. Bijvoorbeeld door het [[voorlezen aan kleuters]].
+
==Achterstand inhalen?==
 +
Aan het eind van de basisschool is de achterstand van Turkse kinderen nog steeds meer dan twee jaar
 +
artikel Trouw 12-04-2008 prof. dr. [[Han Entzinger]], hoogleraar migratie- en integratiestudies Erasmus Universiteit Rotterdam. Het gaat fout in de eerste jaren. <BR>
 +
Taalverwerving begint in de beginfase van het leven. <BR>
 +
Factoren die een rol spelen volgens dr H. Entzinger zijn:<BR>
 +
* Opleidingsniveau is een factor,
 +
* gebrekkige kennis van het Nederlandse schoolsysteem,
 +
* schotelantennes (70 tot 80 % van de tijd wordt naar Turkse tv gekeken),
 +
* tal van Turkse kranten verkrijgbaar,
 +
* niet of nauwelijks voor(ge)lezen ook niet in de moedertaal.  
 +
* 50 Procent van de Turken heeft moeite met de Nederlandse taal.
 +
* Het Nederlands wordt binnen Turkse gezinnen ook weinig gesproken.  
  
- weinig lezen of slecht kunnen lezen. Weinig of niet lezen heeft negatieve gevolgen voor de woordenschatontwikkeling. Dit geldt vooral vanaf groep 5. Verder laat onderzoek zien, dat de woordenschatontwikkeling bij zwakke lezers sterk achterblijft, omdat ze falen om door lezen hun woordenschat uit te breiden.
+
Al deze factoren werken door in de schoolprestaties van de kinderen. Turkse scholieren halen gemiddeld een slechtere Citoscore dan andere bevolkingsgroepen. De eerder opgelopen taalachterstand wreekt zich vaak op de middelbareschool. Turks-Nederlandse kinderen knokken vaak 10 jaar lang in de achterhoede. Dat levert heel veel frustratie op en een hoge schooluitval als gevolg.
  
In het onderwijs spelen vooral de verschillen in woordenschat die het gevolg zijn van omgevingsfactoren en weinig lezen de grootse rol.
 
 
(bron: de taalsite van de SLO, zie http://taalsite.slo.nl/lexicon/Woordenschat/).
 
  
 +
Dus als we woordenschatonderwijs intensiveren en systematisch aanpakken vanaf groep 1 en nog liever vanaf de peuterspeelzaal, kunnen we ervoor zorgen dat alle leerlingen de les beter kunnen volgen en niet onverwacht struikelen over al te veel woorden die ze niet begrijpen. Door middel van een goede woordenschatdidactiek kunnen we bereiken dat leerlingen zich de leerstof (in het algemeen dus niet alleen bij taal), die verpakt is in woorden, veel beter eigen maken.
  
 +
==Cognitieve factoren==
 +
* Weinig lezen of slecht kunnen lezen. <BR>
 +
Weinig of niet lezen heeft negatieve gevolgen voor de woordenschatontwikkeling. Dit geldt vooral vanaf groep 5. Verder laat onderzoek zien, dat de woordenschatontwikkeling bij zwakke lezers sterk achterblijft, omdat ze falen om door lezen hun woordenschat uit te breiden.In het onderwijs spelen vooral de verschillen in woordenschat die het gevolg zijn van omgevingsfactoren en weinig lezen de grootse rol.<BR>
 +
Bron: de taalsite van de SLO, zie http://taalsite.slo.nl/lexicon/Woordenschat)
  
 
==Voldoende woordenschatbeheersing is cruciaal voor taalvaardigheid==
 
==Voldoende woordenschatbeheersing is cruciaal voor taalvaardigheid==
 
Voldoende woordenschatbeheersing is cruciaal voor taalvaardigheid. Je hebt immers woorden nodig, en kennis over hun betekenis en gebruik om je gedachten en ideeën over te kunnen brengen, en dit zowel mondeling als schriftelijk.<BR>
 
Voldoende woordenschatbeheersing is cruciaal voor taalvaardigheid. Je hebt immers woorden nodig, en kennis over hun betekenis en gebruik om je gedachten en ideeën over te kunnen brengen, en dit zowel mondeling als schriftelijk.<BR>
 
Ook voor het begrijpen van geschreven en gesproken taal is woordenschat belangrijk; zo is woordenschat de belangrijkste factor voor tekstbegrip, dat blijkt telkens weer uit onderzoek (o.a. Snow 2006, Hacquebord e.a. 2004).<BR>
 
Ook voor het begrijpen van geschreven en gesproken taal is woordenschat belangrijk; zo is woordenschat de belangrijkste factor voor tekstbegrip, dat blijkt telkens weer uit onderzoek (o.a. Snow 2006, Hacquebord e.a. 2004).<BR>
Een belangrijke oorzaak van taalachterstand bij kinderen is dan ook een te beperkte Nederlandse woordenschat. Vaak is dit te wijten aan het feit dat kinderen een andere moedertaal hebben of dat ze uit een taalarm thuismilieu komen. Door hun kleinere woordenschat hebben deze kinderen op school meer moeite met de hogere eisen die daar aan taalvaardigheid gesteld worden.<BR>
 
  
 
==Verschil tussen productieve en de receptieve woordenschat.==
 
==Verschil tussen productieve en de receptieve woordenschat.==
Woorden die een taalgebruiker productief tot zijn beschikking heeft (hij gebruikt ze spontaan) zijn onderdeel van de productieve woordenschat. De woorden die worden begrepen, maar (nog) niet productief kunnen worden gebruikt, vormen de receptieve woordenschat. Op school worden dagelijks vele nieuwe woorden aangeleerd. Als kinderen op school komen, hebben ze gemiddeld al een woordenschat opgebouwd van meer dan 3.000 woorden. <BR>
+
Woorden die een taalgebruiker productief tot zijn beschikking heeft (hij gebruikt ze spontaan) zijn onderdeel van de productieve woordenschat. De woorden die worden begrepen, maar (nog) niet productief kunnen worden gebruikt, vormen de receptieve woordenschat.  
Naar mate de kinderen meer woorden leren, kunnen ze hun eigen ideeën en denkprocessen beter verwoorden. De woordenkennis is dan ook een voorwaarde voor schoolsucces. Met andere woorden woordkennis en leerresultaten beïnvloeden elkaar. <BR>
+
 
Dus als we woordenschatonderwijs intensiveren en systematisch aanpakken, kunnen we ervoor zorgen dat alle leerlingen de les beter kunnen volgen en niet onverwacht struikelen over al te veel woorden die ze niet begrijpen. Door middel van een goede woordenschatdidactiek kunnen we bereiken dat leerlingen zich de leerstof (in het algemeen dus niet alleen bij taal), die verpakt is in woorden, veel beter eigen maken.
 
  
 
==Knelpunten bij de woordenschat ontwikkeling==  
 
==Knelpunten bij de woordenschat ontwikkeling==  
 
In het verleden was er weinig specifieke aandacht voor woordenschatonderwijs. Woordenschat werd voornamelijk aangepakt in de taalles, losgekoppeld van de rest van het onderwijs, terwijl het uitbreiden van de woordenschat natuurlijk niet alleen in deze taalles plaatsvindt. <BR>
 
In het verleden was er weinig specifieke aandacht voor woordenschatonderwijs. Woordenschat werd voornamelijk aangepakt in de taalles, losgekoppeld van de rest van het onderwijs, terwijl het uitbreiden van de woordenschat natuurlijk niet alleen in deze taalles plaatsvindt. <BR>
Het uitbreiden van de woordenschat vindt namelijk de hele dag plaats. Andere problemen doen zich voor bij anderstalige kinderen. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, zowel naar de kwantitatieve als naar de kwalitatieve aspecten van de woordenschat.
 
  
 
==Woord gebruik==
 
==Woord gebruik==
 
In ongeveer twee jaar tijd verandert een huilende baby in een pratende peuter met een woordenschat van gemiddeld 200 woorden. <BR>
 
In ongeveer twee jaar tijd verandert een huilende baby in een pratende peuter met een woordenschat van gemiddeld 200 woorden. <BR>
Bij drie jaar zal dit al zijn uitgebreid naar 1000 woorden. We spreken hier over een gemiddelde. Iedere peuter zal de taal op zijn eigen tempo ontwikkelen. Lang voordat een peuter gaat praten heeft hij al een voor hemzelf begrijpelijke woordenschat opgebouwd en woorden en begrippen
+
Bij drie jaar zal dit al zijn uitgebreid naar 1000 woorden. We spreken hier over een gemiddelde. Iedere peuter zal de taal op zijn eigen tempo ontwikkelen. Lang voordat een peuter gaat praten heeft hij al een voor hemzelf begrijpelijke woordenschat opgebouwd en woorden en begrippen opgeslagen. Dit betekent dat peuters veel woorden en begrippen begrijpen voordat hij deze bij het spreken gaat gebruiken.
opgeslagen. Dit betekent dat peuters veel woorden en begrippen begrijpen voordat hij deze bij het spreken gaat gebruiken.
 
  
 
==Kinderen kunnen hun woordenschat ontzettend snel uitbreiden.==  
 
==Kinderen kunnen hun woordenschat ontzettend snel uitbreiden.==  
Regel 69: Regel 78:
 
Bij Turkse of Marokkaanse kinderen is zowel het aantal woorden waarmee ze op de basisschool komen als het aantal woorden waarmee hun woordenschat jaarlijks groeit veel minder. Ze beschikken op twaalfjarige leeftijd receptief over zo’n 10.000 woorden. Hun productieve woordenschat is nog veel kleiner. De oorzaak van het feit dat de woordenschat vanaf het achtste jaar voor Nederlandstalige kinderen enorm groeit, heeft te maken met de groter wordende rol van de zaakvakken. Blijkbaar profiteren allochtone kinderen hier veel minder van. Door hun kleine woordenschat, begrijpen ze teksten vaak niet en zijn ze ook niet in staat de betekenis van nieuwe woorden af te leiden uit de context. De eerste 1.000 tot 2.000 woorden worden in een ervaringscontext geleerd.  
 
Bij Turkse of Marokkaanse kinderen is zowel het aantal woorden waarmee ze op de basisschool komen als het aantal woorden waarmee hun woordenschat jaarlijks groeit veel minder. Ze beschikken op twaalfjarige leeftijd receptief over zo’n 10.000 woorden. Hun productieve woordenschat is nog veel kleiner. De oorzaak van het feit dat de woordenschat vanaf het achtste jaar voor Nederlandstalige kinderen enorm groeit, heeft te maken met de groter wordende rol van de zaakvakken. Blijkbaar profiteren allochtone kinderen hier veel minder van. Door hun kleine woordenschat, begrijpen ze teksten vaak niet en zijn ze ook niet in staat de betekenis van nieuwe woorden af te leiden uit de context. De eerste 1.000 tot 2.000 woorden worden in een ervaringscontext geleerd.  
  
Dit geldt zowel voor taalvaardige als voor taalzwakke kinderen. De woordenschat van deze beide groepen peuters verschilt dan ook niet zo veel en gaat pas later verschil vertonen. Allochtone kinderen missen vaak al deze basiswoordenschat. De woordenschat is een belangrijke basis voor schoolsucces. Kleuters die hun eerste jaren in een rijke taalomgeving hebben doorgebracht hebben de beschikking over meer woorden dan kinderen uit een taalarme omgeving. Veel interactie en regelmatig voorlezen hebben dus een positieve invloed op de woordenschatontwikkeling.
+
Er worden op school ook veel woorden gebruikt. Deze woorden hebben leerlingen nodig om te praten met een medeleerling, te begrijpen wat de leerkracht vertelt, een tekst uit een boek te leren, of te begrijpen wat die opgave in het rekenboek inhoudt. Woorden zijn niet weg te denken uit ons leven.
Een grote woordenschat zorgt ervoor dat nieuwe kennis gemakkelijker wordt verworven, omdat deze gekoppeld kan worden aan reeds
+
kwantitatieve onderzoeken staat de vraag centraal hoeveel woorden een kind kent. Bij kwalitatieve onderzoeken wordt gekeken naar de diepte of breedte van de woordkennis. Met andere woorden: hoe goed kennen kinderen de verschillende woorden en welke betekenissen worden eraan toegekend? De conclusie is dat er sprake is van een meervoudige woordenschatachterstand. Anderstalige kinderen kennen minder woorden en de woorden die ze hebben verworven, hebben waarschijnlijk een beperkte betekenislading.
bestaande kennis. Bij het proces van aanvankelijk lezen worden de te verklanken woorden immers al gekend, wat de directe woordherkenning
 
vergemakkelijkt. Ook bij begrijpend lezen en de zaakvakken is een grote woordenschat van belang. De voornaamste oorzaak voor de
 
uitval bij deze vakken vormt een geringe woordenschat.
 
 
 
 
 
Er worden op school ook veel woorden gebruikt. Deze woorden hebben leerlingen nodig om te praten met een medeleerling, te  
 
begrijpen wat de leerkracht vertelt, een tekst uit een boek te leren, of te begrijpen wat die opgave in het rekenboek inhoudt.  
 
Woorden zijn niet weg te denken uit ons leven.
 
kwantitatieve onderzoeken staat de vraag centraal hoeveel woorden een kind kent. Bij kwalitatieve onderzoeken wordt gekeken naar de  
 
diepte of breedte van de woordkennis. Met andere woorden: hoe goed kennen kinderen de verschillende woorden en welke betekenissen  
 
worden eraan toegekend? De conclusie is dat er sprake is van een meervoudige woordenschatachterstand. Anderstalige kinderen  
 
kennen minder woorden en de woorden die ze hebben verworven, hebben waarschijnlijk een beperkte betekenislading.
 
  
  
De Inspectie van het onderwijs schrijft in haar Onderwijsverslag 2003-2004 dat er veel ruimte aanwezig is om in de groepen 1 en 2 meer en vooral  
+
De Inspectie van het onderwijs schrijft in haar Onderwijsverslag 2003-2004 dat er veel ruimte aanwezig is om in de groepen 1 en 2 meer en vooral systematischer aandacht te besteden aan woordenschatonderwijs. Op het gebied van lezen scoren de Nederlandse leerlingen gemiddeld goed, maar er is ook een relatief grote groep zwakke leerlingen. Ongeveer 10% van de leerlingen in het basisonderwijs kan aan het eind van groep 3 nog niet goed genoeg lezen. Bij technisch lezen scoort 10% van de leerlingen aan het eind van groep 8 niet hoger dan  
systematischer aandacht te besteden aan woordenschatonderwijs. Op het gebied van lezen scoren de Nederlandse leerlingen gemiddeld  
 
goed, maar er is ook een relatief grote groep zwakke leerlingen. Ongeveer 10% van de leerlingen in het basisonderwijs kan aan het  
 
eind van groep 3 nog niet goed genoeg lezen. Bij technisch lezen scoort 10% van de leerlingen aan het eind van groep 8 niet hoger dan  
 
 
de gemiddelde leerling aan het begin van groep 6.
 
de gemiddelde leerling aan het begin van groep 6.

Versie van 22 dec 2010 om 17:37



De betekenis van woordenschat =

Woordenschat is beschikken over kennis van de wereld; kennis die nodig is om te kunnen communiceren. Je hebt een goede woordenschat nodig om te begrijpen wat je hoort, te kunnen spreken, te begrijpen wat je leest en om te kunnen schrijven.
Beschikken over een goede woordenschat is vooral fundamenteel voor begrijpend lezen en het onderwijs in de kennisgebieden.
De woordenschat waarover een leerling beschikt en de woorden die in een tekst voorkomen, bepalen of hij die tekst al of niet goed zal begrijpen. Hoe groter zijn woordenschat, des te beter de leerling meestal de tekst begrijpt. Staan er veel woorden in de tekst die de leerling niet kent, dan heeft hij veel moeite met het begrijpend van die tekst. Dit betekent dat een goede woordenschat de leerling meer greep geeft op zijn lees- en leerprocessen.
Eén van de meest consistente bevindingen die uit woordenschatonderzoek naar voren komt, is dat een beperkte woordenschat bijna altijd leidt tot slechte schoolresultaten (Anderson & Nagy, 1992).

Hoe ontstaat woordenschat?

In het algemeen leren kinderen de betekenis van woorden op een indirecte manier door dagelijkse ervaringen met gesproken en geschreven taal. Tot de tijd dat een kind leert lezen maakt het zich vooral woorden eigen door interactie met zijn ouders en andere mensen in zijn omgeving.
Als een kind leert lezen, worden de door lezen opgedane woorden opgeslagen bij de aanwezige woorden die door dagelijkse ervaringen zijn opgedaan. Vanaf groep 5 neemt de woordenschat vooral toe door het onderwijs in de kennisgebieden, maar ook door het lezen van de leerling. De omvang van de tijd die de leerling leest over allerlei zaken, bepaalt dan vooral het al of niet sterk groeien van zijn woordenschat. In de praktijk is de woordenschat van kinderen die veel lezen in het algemeen vier keer zo groot dan die van kinderen die zelden of nooit lezen.

Verschillen in woordenschat tussen kinderen

Kinderen die in groep 1 de basisschool binnen komen, verschillen soms sterk in woordenschat van elkaar, zowel in omvang als in samenstelling. Al vroeg aangetroffen verschillen in woordenschat, waarbij het dan gaat om het al of niet beschikken over veel in de samenleving gebruikte woorden, hebben gevolgen voor het schoolsucces.
Volgens Stahl (1999) beschikken kinderen uit taalrijke milieus op 3-jarige leeftijd over vijf keer zoveel woorden dan kinderen uit kansarme groepen. Kinderen komen daardoor de school binnen met grote verschillen in woordenschat.
Die verschillen ontstaan doordat een kind uit:

  • een bijstandsgezin 615 woorden per uur hoort;
  • de lichtgeschoolde groepen 1251 woorden per uur hoort;
  • een gezin met hoogopgeleide ouders 2153 woorden per uur hoort.

Het is een groot probleem, dat de verschillen tussen kinderen die met een beperkte woordenschat en kinderen met een rijke woordenschat de school binnenkomen in de loop van de basisschool alleen maar groter worden.
Het aantal woorden dat kinderen afkomstig uit verschillende sociale milieus leren, varieert sterk.

  • 2 versus 8 woorden per dag;
  • 750 versus 3000 woorden per jaar.

(Bron: Baker, Simmons & Kame'enui, 1998)
Van de 3000 woorden die kinderen uit taalrijke milieus in een jaar leren, blijkt dat ze er meestal 300 via instructie verwerven (Carlisle, 2002).

Een Nederlandstalig kind beschikt op vierjarige leeftijd receptief over ongeveer 3200 woorden.
Tot en met het achtste jaar neemt de woordenschat met ongeveer 600 woorden per jaar toe;
vanaf het 9e tot 12e jaar komen daar tussen de 1700 en 3000 woorden per jaar bij,
zodat een kind op 12 jarige leeftijd beschikt over 17000 woorden.
Turkse en Marokkaanse komen met een geringere woordenschat de basisschool binnen en beschikken op 12 jarige leeftijd over 10000 woorden.

Achterstand inhalen?

Aan het eind van de basisschool is de achterstand van Turkse kinderen nog steeds meer dan twee jaar artikel Trouw 12-04-2008 prof. dr. Han Entzinger, hoogleraar migratie- en integratiestudies Erasmus Universiteit Rotterdam. Het gaat fout in de eerste jaren.
Taalverwerving begint in de beginfase van het leven.
Factoren die een rol spelen volgens dr H. Entzinger zijn:

  • Opleidingsniveau is een factor,
  • gebrekkige kennis van het Nederlandse schoolsysteem,
  • schotelantennes (70 tot 80 % van de tijd wordt naar Turkse tv gekeken),
  • tal van Turkse kranten verkrijgbaar,
  • niet of nauwelijks voor(ge)lezen ook niet in de moedertaal.
  • 50 Procent van de Turken heeft moeite met de Nederlandse taal.
  • Het Nederlands wordt binnen Turkse gezinnen ook weinig gesproken.

Al deze factoren werken door in de schoolprestaties van de kinderen. Turkse scholieren halen gemiddeld een slechtere Citoscore dan andere bevolkingsgroepen. De eerder opgelopen taalachterstand wreekt zich vaak op de middelbareschool. Turks-Nederlandse kinderen knokken vaak 10 jaar lang in de achterhoede. Dat levert heel veel frustratie op en een hoge schooluitval als gevolg.


Dus als we woordenschatonderwijs intensiveren en systematisch aanpakken vanaf groep 1 en nog liever vanaf de peuterspeelzaal, kunnen we ervoor zorgen dat alle leerlingen de les beter kunnen volgen en niet onverwacht struikelen over al te veel woorden die ze niet begrijpen. Door middel van een goede woordenschatdidactiek kunnen we bereiken dat leerlingen zich de leerstof (in het algemeen dus niet alleen bij taal), die verpakt is in woorden, veel beter eigen maken.

Cognitieve factoren

  • Weinig lezen of slecht kunnen lezen.

Weinig of niet lezen heeft negatieve gevolgen voor de woordenschatontwikkeling. Dit geldt vooral vanaf groep 5. Verder laat onderzoek zien, dat de woordenschatontwikkeling bij zwakke lezers sterk achterblijft, omdat ze falen om door lezen hun woordenschat uit te breiden.In het onderwijs spelen vooral de verschillen in woordenschat die het gevolg zijn van omgevingsfactoren en weinig lezen de grootse rol.
Bron: de taalsite van de SLO, zie http://taalsite.slo.nl/lexicon/Woordenschat)

Voldoende woordenschatbeheersing is cruciaal voor taalvaardigheid

Voldoende woordenschatbeheersing is cruciaal voor taalvaardigheid. Je hebt immers woorden nodig, en kennis over hun betekenis en gebruik om je gedachten en ideeën over te kunnen brengen, en dit zowel mondeling als schriftelijk.
Ook voor het begrijpen van geschreven en gesproken taal is woordenschat belangrijk; zo is woordenschat de belangrijkste factor voor tekstbegrip, dat blijkt telkens weer uit onderzoek (o.a. Snow 2006, Hacquebord e.a. 2004).

Verschil tussen productieve en de receptieve woordenschat.

Woorden die een taalgebruiker productief tot zijn beschikking heeft (hij gebruikt ze spontaan) zijn onderdeel van de productieve woordenschat. De woorden die worden begrepen, maar (nog) niet productief kunnen worden gebruikt, vormen de receptieve woordenschat.


Knelpunten bij de woordenschat ontwikkeling

In het verleden was er weinig specifieke aandacht voor woordenschatonderwijs. Woordenschat werd voornamelijk aangepakt in de taalles, losgekoppeld van de rest van het onderwijs, terwijl het uitbreiden van de woordenschat natuurlijk niet alleen in deze taalles plaatsvindt.

Woord gebruik

In ongeveer twee jaar tijd verandert een huilende baby in een pratende peuter met een woordenschat van gemiddeld 200 woorden.
Bij drie jaar zal dit al zijn uitgebreid naar 1000 woorden. We spreken hier over een gemiddelde. Iedere peuter zal de taal op zijn eigen tempo ontwikkelen. Lang voordat een peuter gaat praten heeft hij al een voor hemzelf begrijpelijke woordenschat opgebouwd en woorden en begrippen opgeslagen. Dit betekent dat peuters veel woorden en begrippen begrijpen voordat hij deze bij het spreken gaat gebruiken.

Kinderen kunnen hun woordenschat ontzettend snel uitbreiden.

Tot en met hun achtste jaar komen er ongeveer 600 woorden per jaar bij. Van hun negende tot en met hun twaalfde is de toename tussen de 1.700 en 3.000 per jaar, zodat ze op twaalfjarige leeftijd de beschikking hebben over zo’n 15.000 tot 17.000 woorden.
Bij Turkse of Marokkaanse kinderen is zowel het aantal woorden waarmee ze op de basisschool komen als het aantal woorden waarmee hun woordenschat jaarlijks groeit veel minder. Ze beschikken op twaalfjarige leeftijd receptief over zo’n 10.000 woorden. Hun productieve woordenschat is nog veel kleiner. De oorzaak van het feit dat de woordenschat vanaf het achtste jaar voor Nederlandstalige kinderen enorm groeit, heeft te maken met de groter wordende rol van de zaakvakken. Blijkbaar profiteren allochtone kinderen hier veel minder van. Door hun kleine woordenschat, begrijpen ze teksten vaak niet en zijn ze ook niet in staat de betekenis van nieuwe woorden af te leiden uit de context. De eerste 1.000 tot 2.000 woorden worden in een ervaringscontext geleerd.

Er worden op school ook veel woorden gebruikt. Deze woorden hebben leerlingen nodig om te praten met een medeleerling, te begrijpen wat de leerkracht vertelt, een tekst uit een boek te leren, of te begrijpen wat die opgave in het rekenboek inhoudt. Woorden zijn niet weg te denken uit ons leven. kwantitatieve onderzoeken staat de vraag centraal hoeveel woorden een kind kent. Bij kwalitatieve onderzoeken wordt gekeken naar de diepte of breedte van de woordkennis. Met andere woorden: hoe goed kennen kinderen de verschillende woorden en welke betekenissen worden eraan toegekend? De conclusie is dat er sprake is van een meervoudige woordenschatachterstand. Anderstalige kinderen kennen minder woorden en de woorden die ze hebben verworven, hebben waarschijnlijk een beperkte betekenislading.


De Inspectie van het onderwijs schrijft in haar Onderwijsverslag 2003-2004 dat er veel ruimte aanwezig is om in de groepen 1 en 2 meer en vooral systematischer aandacht te besteden aan woordenschatonderwijs. Op het gebied van lezen scoren de Nederlandse leerlingen gemiddeld goed, maar er is ook een relatief grote groep zwakke leerlingen. Ongeveer 10% van de leerlingen in het basisonderwijs kan aan het eind van groep 3 nog niet goed genoeg lezen. Bij technisch lezen scoort 10% van de leerlingen aan het eind van groep 8 niet hoger dan de gemiddelde leerling aan het begin van groep 6.