Portaal:Algemene informatie: verschil tussen versies

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Ga naar:navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Hoofdpagina/Portalen}} ==Inleiding== Deze wiki ben ik gestart omdat wij op school (CBS Kruispunt, Hilversum) ruim een jaar geleden zijn gestart om ons Woordenschaton...')
 
Regel 13: Regel 13:
 
* Tijdsbesparing door efficiënt uitwisselen van woordclusters.
 
* Tijdsbesparing door efficiënt uitwisselen van woordclusters.
 
* Onderlinge betrokkenheid vergroten tussen scholen die met woordenschat bezig zijn.
 
* Onderlinge betrokkenheid vergroten tussen scholen die met woordenschat bezig zijn.
 +
 +
We maken onderscheid tussen de productieve en de receptieve
 +
woordenschat. Woorden die een taalgebruiker productief tot zijn
 +
beschikking heeft (die de taalgebruiker bij spreken en schrijven
 +
zelf gebruikt of kan gebruiken) zijn onderdeel van de productieve
 +
woordenschat. De woorden die worden begrepen, maar (nog)
 +
niet productief kunnen worden gebruikt, vormen de receptieve
 +
woordenschat. Op school worden dagelijks vele nieuwe woorden
 +
aangeleerd. Als kinderen op school komen, hebben ze al een
 +
woordenschat opgebouwd van meer dan 3.000 woorden. Naar
 +
mate de kinderen meer woorden leren, kunnen ze hun eigen
 +
ideeën en denkprocessen beter verwoorden. Woordenkennis is een
 +
voorwaarde voor schoolsucces. Onderzoeken wijzen uit dat scores van
 +
leerlingen op een woordenschattoets sterk samenhangen met hun
 +
schoolcijfers. Woordkennis en leerresultaten beïnvloeden elkaar. Als
 +
we woordenschatonderwijs intensiveren en systematisch aanpakken,
 +
kunnen we ervoor zorgen dat alle leerlingen de les woordelijk kunnen
 +
volgen en niet onverwacht struikelen over al te veel woorden die ze
 +
niet begrijpen. Door middel van een goede woordenschatdidactiek
 +
kunnen we bereiken dat leerlingen zich de leerstof, die verpakt is in
 +
woorden, veel beter eigen maken.
 +
Knelpunten bij de
 +
woordenschat ontwikkeling
 +
Werken aan woordenschat is werken aan schoolsucces. Gezien het
 +
algemeen aangenomen belang van een goede woordenschat, zou je
 +
verwachten dat woordenschatonderwijs van oudsher alle aandacht
 +
heeft gekregen en bovenaan de prioriteitenlijst staat. Jammer
 +
genoeg is dat niet altijd het geval. Woordenschat wordt voornamelijk
 +
aangepakt in de taalles, losgekoppeld van de rest van het onderwijs,
 +
terwijl het uitbreiden van de woordenschat natuurlijk niet alleen in
 +
deze taalles plaatsvindt. Het uitbreiden van de woordenschat vindt
 +
namelijk de hele dag plaats.
 +
Andere problemen doen zich voor bij anderstalige kinderen. Er zijn
 +
verschillende onderzoeken uitgevoerd, zowel naar de kwantitatieve als
 +
naar de kwalitatieve aspecten van de woordenschat. Bij de
 +
Dinges
 +
“Als je vanmiddag toch naar de stad gaat, neem voor mij dan zo’n dinges mee...”
 +
Hulpvaardigheid is een uitstekende eigenschap. Toch zouden we hier heel graag willen weten
 +
wat een ‘dinges’ is. Een ‘dinges’ is namelijk altijd iets waar de spreker niet op kan komen.
 +
En dan wordt het voor een behulpzame luisteraar toch lastig zoeken in die grote stad…
 +
Woorden zijn erg belangrijk in ons leven. Dagelijks worden talloze woorden gebruikt; thuis, op
 +
straat, op de sportclub… Waar niet? Als je naar iemand luistert of met iemand praat worden
 +
woorden gebruikt. Het meisje dat lekker in haar eentje speelt, raakt niet uitgekletst. Zelfs
 +
als je nadenkt, gebruik je vaak woorden. Uiteraard worden er op school ook veel woorden
 +
gebruikt. Deze woorden hebben leerlingen nodig om te praten met een medeleerling, te
 +
begrijpen wat de leerkracht vertelt, een tekst uit een boek te leren, of te begrijpen wat die
 +
lastige opgave in het rekenboek inhoudt. Woorden zijn niet weg te denken uit ons leven.kwantitatieve onderzoeken staat de vraag centraal hoeveel woorden
 +
een kind kent. Bij kwalitatieve onderzoeken wordt gekeken naar de
 +
diepte of breedte van de woordkennis. Met andere woorden: hoe goed
 +
kennen kinderen de verschillende woorden en welke betekenissen
 +
worden eraan toegekend? De conclusie is dat er sprake is van een
 +
meervoudige woordenschatachterstand. Anderstalige kinderen
 +
kennen minder woorden en de woorden die ze hebben verworven,
 +
hebben waarschijnlijk een beperkte betekenislading.
 +
Kinderen kunnen hun woordenschat ontzettend snel uitbreiden. Tot
 +
en met hun achtste jaar komen er ongeveer 600 woorden per jaar bij.
 +
Van hun negende tot en met hun twaalfde is de toename tussen de
 +
1.700 en 3.000 per jaar, zodat ze op twaalfjarige leeftijd de beschikking
 +
hebben over zo’n 15.000 tot 17.000 woorden. Bij Turkse of Marokkaanse
 +
kinderen is zowel het aantal woorden waarmee ze op de basisschool
 +
komen als het aantal woorden waarmee hun woordenschat jaarlijks
 +
groeit veel minder. Ze beschikken op twaalfjarige leeftijd receptief over
 +
zo’n 10.000 woorden. Hun productieve woordenschat is nog veel kleiner.
 +
De oorzaak van het feit dat de woordenschat vanaf het achtste jaar
 +
voor Nederlandstalige kinderen enorm groeit, heeft te maken met de
 +
groter wordende rol van de zaakvakken. Blijkbaar profiteren allochtone
 +
kinderen hier veel minder van. Door hun kleine woordenschat, begrijpen
 +
ze teksten vaak niet en zijn ze ook niet in staat de betekenis van nieuwe
 +
woorden af te leiden uit de context.
 +
De eerste 1.000 tot 2.000 woorden worden in een ervaringscontext
 +
geleerd. Dit geldt zowel voor taalvaardige als voor taalzwakke
 +
kinderen. De woordenschat van deze beide groepen peuters verschilt
 +
dan ook niet zo veel en gaat pas later verschil vertonen. Allochtone
 +
kinderen missen vaak al deze basiswoordenschat.
 +
De woordenschat is een belangrijke basis voor schoolsucces. Kleuters
 +
die hun eerste jaren in een rijke taalomgeving hebben doorgebracht
 +
hebben de beschikking over meer woorden dan kinderen uit een
 +
taalarme omgeving. Veel interactie en regelmatig voorlezen hebben
 +
dus een positieve invloed op de woordenschatontwikkeling.
 +
Een grote woordenschat zorgt ervoor dat nieuwe kennis gemakkelijker
 +
wordt verworven, omdat deze gekoppeld kan worden aan reeds
 +
bestaande kennis. Bij het proces van aanvankelijk lezen worden de te
 +
verklanken woorden immers al gekend, wat de directe woordherkenning
 +
vergemakkelijkt. Ook bij begrijpend lezen en de zaakvakken is een
 +
grote woordenschat van belang. De voornaamste oorzaak voor de
 +
uitval bij deze vakken vormt een geringe woordenschat. De Inspectie
 +
van het onderwijs schrijft in haar Onderwijsverslag 2003-2004 dat
 +
er veel ruimte aanwezig is om in de groepen 1 en 2 meer en vooral
 +
systematischer aandacht te besteden aan woordenschatonderwijs.
 +
Op het gebied van lezen scoren de Nederlandse leerlingen gemiddeld
 +
goed, maar er is ook een relatief grote groep zwakke leerlingen.
 +
Ongeveer 10% van de leerlingen in het basisonderwijs kan aan het
 +
eind van groep 3 nog niet goed genoeg lezen. Bij technisch lezen
 +
scoort 10% van de leerlingen aan het eind van groep 8 niet hoger dan
 +
de gemiddelde leerling aan het begin van groep 6.
 +
H

Versie van 21 dec 2010 om 15:43


Inleiding

Deze wiki ben ik gestart omdat wij op school (CBS Kruispunt, Hilversum) ruim een jaar geleden zijn gestart om ons Woordenschatonderwijs op een andere manier aan te pakken.
Het hele team is geschoold en het moment van de leerkracht vindt bijna iedere dag plaats.
Per week bieden we twee nieuwe clusters aan en dat vraagt nogal wat voorbereidingstijd. Deze tijd zit hem helaas niet in de lesvoorbereiding maar ook in het bedenken van een passend cluster. Dit nadenken is goed mits het niet ten koste gaat van ons plezier en andere belangrijke onderwijszaken.
In oktober liep ik al met het plan rond om te kijken of er geen mogelijkheid is om elkaar te verrijken in plaats van allemaal het wiel uit te vinden. En laten we eerlijk zijn tijd blijft een schaars goed in het onderwijs. Dankzij de toezegging van Kennisnet is deze website nu een feit geworden. Mijn dank daarvoor.

Doel

  • Bevorderen van goed woordenschatonderwijs aan alle kinderen die Nederlands spreken waar ook ter wereld.
  • Bevorderen van kennisuitwisseling tussen leerkrachten.
  • Bevorderen van kennisuitwisseling tussen leerkrachten en taalspecialisten.
  • Tijdsbesparing door efficiënt uitwisselen van woordclusters.
  • Onderlinge betrokkenheid vergroten tussen scholen die met woordenschat bezig zijn.

We maken onderscheid tussen de productieve en de receptieve woordenschat. Woorden die een taalgebruiker productief tot zijn beschikking heeft (die de taalgebruiker bij spreken en schrijven zelf gebruikt of kan gebruiken) zijn onderdeel van de productieve woordenschat. De woorden die worden begrepen, maar (nog) niet productief kunnen worden gebruikt, vormen de receptieve woordenschat. Op school worden dagelijks vele nieuwe woorden aangeleerd. Als kinderen op school komen, hebben ze al een woordenschat opgebouwd van meer dan 3.000 woorden. Naar mate de kinderen meer woorden leren, kunnen ze hun eigen ideeën en denkprocessen beter verwoorden. Woordenkennis is een voorwaarde voor schoolsucces. Onderzoeken wijzen uit dat scores van leerlingen op een woordenschattoets sterk samenhangen met hun schoolcijfers. Woordkennis en leerresultaten beïnvloeden elkaar. Als we woordenschatonderwijs intensiveren en systematisch aanpakken, kunnen we ervoor zorgen dat alle leerlingen de les woordelijk kunnen volgen en niet onverwacht struikelen over al te veel woorden die ze niet begrijpen. Door middel van een goede woordenschatdidactiek kunnen we bereiken dat leerlingen zich de leerstof, die verpakt is in woorden, veel beter eigen maken. Knelpunten bij de woordenschat ontwikkeling Werken aan woordenschat is werken aan schoolsucces. Gezien het algemeen aangenomen belang van een goede woordenschat, zou je verwachten dat woordenschatonderwijs van oudsher alle aandacht heeft gekregen en bovenaan de prioriteitenlijst staat. Jammer genoeg is dat niet altijd het geval. Woordenschat wordt voornamelijk aangepakt in de taalles, losgekoppeld van de rest van het onderwijs, terwijl het uitbreiden van de woordenschat natuurlijk niet alleen in deze taalles plaatsvindt. Het uitbreiden van de woordenschat vindt namelijk de hele dag plaats. Andere problemen doen zich voor bij anderstalige kinderen. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, zowel naar de kwantitatieve als naar de kwalitatieve aspecten van de woordenschat. Bij de Dinges “Als je vanmiddag toch naar de stad gaat, neem voor mij dan zo’n dinges mee...” Hulpvaardigheid is een uitstekende eigenschap. Toch zouden we hier heel graag willen weten wat een ‘dinges’ is. Een ‘dinges’ is namelijk altijd iets waar de spreker niet op kan komen. En dan wordt het voor een behulpzame luisteraar toch lastig zoeken in die grote stad… Woorden zijn erg belangrijk in ons leven. Dagelijks worden talloze woorden gebruikt; thuis, op straat, op de sportclub… Waar niet? Als je naar iemand luistert of met iemand praat worden woorden gebruikt. Het meisje dat lekker in haar eentje speelt, raakt niet uitgekletst. Zelfs als je nadenkt, gebruik je vaak woorden. Uiteraard worden er op school ook veel woorden gebruikt. Deze woorden hebben leerlingen nodig om te praten met een medeleerling, te begrijpen wat de leerkracht vertelt, een tekst uit een boek te leren, of te begrijpen wat die lastige opgave in het rekenboek inhoudt. Woorden zijn niet weg te denken uit ons leven.kwantitatieve onderzoeken staat de vraag centraal hoeveel woorden een kind kent. Bij kwalitatieve onderzoeken wordt gekeken naar de diepte of breedte van de woordkennis. Met andere woorden: hoe goed kennen kinderen de verschillende woorden en welke betekenissen worden eraan toegekend? De conclusie is dat er sprake is van een meervoudige woordenschatachterstand. Anderstalige kinderen kennen minder woorden en de woorden die ze hebben verworven, hebben waarschijnlijk een beperkte betekenislading. Kinderen kunnen hun woordenschat ontzettend snel uitbreiden. Tot en met hun achtste jaar komen er ongeveer 600 woorden per jaar bij. Van hun negende tot en met hun twaalfde is de toename tussen de 1.700 en 3.000 per jaar, zodat ze op twaalfjarige leeftijd de beschikking hebben over zo’n 15.000 tot 17.000 woorden. Bij Turkse of Marokkaanse kinderen is zowel het aantal woorden waarmee ze op de basisschool komen als het aantal woorden waarmee hun woordenschat jaarlijks groeit veel minder. Ze beschikken op twaalfjarige leeftijd receptief over zo’n 10.000 woorden. Hun productieve woordenschat is nog veel kleiner. De oorzaak van het feit dat de woordenschat vanaf het achtste jaar voor Nederlandstalige kinderen enorm groeit, heeft te maken met de groter wordende rol van de zaakvakken. Blijkbaar profiteren allochtone kinderen hier veel minder van. Door hun kleine woordenschat, begrijpen ze teksten vaak niet en zijn ze ook niet in staat de betekenis van nieuwe woorden af te leiden uit de context. De eerste 1.000 tot 2.000 woorden worden in een ervaringscontext geleerd. Dit geldt zowel voor taalvaardige als voor taalzwakke kinderen. De woordenschat van deze beide groepen peuters verschilt dan ook niet zo veel en gaat pas later verschil vertonen. Allochtone kinderen missen vaak al deze basiswoordenschat. De woordenschat is een belangrijke basis voor schoolsucces. Kleuters die hun eerste jaren in een rijke taalomgeving hebben doorgebracht hebben de beschikking over meer woorden dan kinderen uit een taalarme omgeving. Veel interactie en regelmatig voorlezen hebben dus een positieve invloed op de woordenschatontwikkeling. Een grote woordenschat zorgt ervoor dat nieuwe kennis gemakkelijker wordt verworven, omdat deze gekoppeld kan worden aan reeds bestaande kennis. Bij het proces van aanvankelijk lezen worden de te verklanken woorden immers al gekend, wat de directe woordherkenning vergemakkelijkt. Ook bij begrijpend lezen en de zaakvakken is een grote woordenschat van belang. De voornaamste oorzaak voor de uitval bij deze vakken vormt een geringe woordenschat. De Inspectie van het onderwijs schrijft in haar Onderwijsverslag 2003-2004 dat er veel ruimte aanwezig is om in de groepen 1 en 2 meer en vooral systematischer aandacht te besteden aan woordenschatonderwijs. Op het gebied van lezen scoren de Nederlandse leerlingen gemiddeld goed, maar er is ook een relatief grote groep zwakke leerlingen. Ongeveer 10% van de leerlingen in het basisonderwijs kan aan het eind van groep 3 nog niet goed genoeg lezen. Bij technisch lezen scoort 10% van de leerlingen aan het eind van groep 8 niet hoger dan de gemiddelde leerling aan het begin van groep 6. H