Portaal:Woordenschatdidactiek: verschil tussen versies

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Ga naar:navigatie, zoeken
(De didactiek van Verhallen & Verhallen)
(De didactiek van Verhallen & Verhallen)
Regel 33: Regel 33:
 
In deze fase wordt een gunstige beginsituatie gecreëerd. De voorkennis van de leerlingen wordt geactiveerd en ze worden betrokken bij het  
 
In deze fase wordt een gunstige beginsituatie gecreëerd. De voorkennis van de leerlingen wordt geactiveerd en ze worden betrokken bij het  
 
onderwerp. De leerkracht opent bij de kinderen als het ware dat gedeelte van het woordenschatnetwerk waar het aan te leren woord het  
 
onderwerp. De leerkracht opent bij de kinderen als het ware dat gedeelte van het woordenschatnetwerk waar het aan te leren woord het  
beste kan worden ingebed. In het gunstigste geval slaagt de leerkracht er ook in bij de leerlingen een leerbehoefte te scheppen.
+
beste kan worden ingebed. In het gunstigste geval slaagt de leerkracht er ook in bij de leerlingen een leerbehoefte te scheppen.<BR>
 
2. '''Semantiseren''' <BR>
 
2. '''Semantiseren''' <BR>
 
De leerkracht legt het woord helder uit. Dit gebeurt altijd in de context waarin het woord aan de orde is. De kinderen kennen op dat moment de betekenis, maar moeten zich de woorden nog eigen maken. Het is belangrijk om woorden niet als losse elementen, maar als onderdelen van clusters aan te bieden. De woordbetekenissen en woordrelaties moeten duidelijk worden gemaakt. <BR>
 
De leerkracht legt het woord helder uit. Dit gebeurt altijd in de context waarin het woord aan de orde is. De kinderen kennen op dat moment de betekenis, maar moeten zich de woorden nog eigen maken. Het is belangrijk om woorden niet als losse elementen, maar als onderdelen van clusters aan te bieden. De woordbetekenissen en woordrelaties moeten duidelijk worden gemaakt. <BR>

Versie van 22 dec 2010 om 17:06


Nu wordt het tijd om stil te staan bij de vraag op welke manier we moeten en kunnen werken aan woordenschatonderwijs in de klas.
Welke didactiek is hiervoor geschikt?
De definitie van woordenschatonderwijs kunnen we als volgt omschrijven:
"Het (aan)leren van nieuwe woorden door de leeromgeving daarvoor geschikt te maken, de juiste werkvormen te kiezen, kinderen strategieën aan te leren en de juiste instructie te geven. Het idee dat we tijdens één les in één keer een aantal woorden kunnen uitleggen en dat kinderen die woorden dan ‘kennen’ klopt niet. Een weldoordachte werkwijze is belangrijk om te komen tot een succesvol woordenschatonderwijs."

Welk woordenschatonderwijs bevordert de woordenschatontwikkeling het meest?

Als het gaat om de vraag wat werkt in het woordenschatonderwijs, bestaat er in ieder geval overeenstemming over de volgende punten:

  • Een beetje woordenschatinstructie is voor alle leerlingen beter dan geen woordenschatinstructie (Graves, 2006).
  • Woorden worden het beste verworven wanneer ze in een betekenisvolle context en in samenhang met andere woorden worden aangeleerd (o.a. Graves, Verhelst, M., 2002).
  • Taalleerders zijn voortdurend onbewust bezig met het uitbreiden van hun woordenschat (impliciet leren). Maar voor taalzwakkere leerlingen is dat niet genoeg, bij hen zal ook het bewust leren van woorden gestimuleerd moeten worden (expliciet leren) (o.a. Van Daalen-Kapteijns e.a., 2001).


Belangrijke discussiepunten met betrekking tot woordenschatonderwijs zijn:

Is het het beste om te werken met een leerlijn voor woordenschat (intentioneel) of kun je beter woorden aanleren op het moment dat de leerling ze min of meer toevallig tegenkomt (incidenteel)? Of vullen intentioneel en incidenteel onderwijs elkaar juist aan?


De selectie van de woorden

Bij de selectie van de woorden is het belangrijk om te kijken naar de volgende zaken....

Didactische modellen

De meest gebruikte didactiek voor woordenschatonderwijs is de Viertakt (Verhallen & Verhallen, 1994).
Bij de Viertakt gaat het om vier aandachtspunten die wezenlijk zijn voor efficiënte woordenschatuitbreiding bij minder taalvaardige leerlingen.
We kunnen naar de Viertakt kijken als een didactischmodel, maar nog beter is het om te zien als aandachtspunten voor enkele mentale handelingen die door kinderen worden uitgevoerd. De viertakt sluit nauw aan bij de manier waarop onze hersenen zelf te werk gaan bij uitbreiding van de persoonlijke woordenschat (het mentale lexicon).


De didactiek van Verhallen & Verhallen

Deze didactiek wordt door onderwijsdeskundigen algemeen beschouwd als een goede methode voor het vergroten van de woordenschat van jonge kinderen. Bij het onderwijs aan taalzwakke kinderen is het niet nodig een andere didactische aanpak te hanteren, zij hebben echter wel meer aandacht en tijd nodig dan andere kinderen. Spil van de didactiek is het model van de viertakt, ook wel het VSCC-schema genoemd. De vier verschillende fasen kunnen niet los van elkaar worden gezien.
Het viertaktmodel
1. Voorbewerken
In deze fase wordt een gunstige beginsituatie gecreëerd. De voorkennis van de leerlingen wordt geactiveerd en ze worden betrokken bij het onderwerp. De leerkracht opent bij de kinderen als het ware dat gedeelte van het woordenschatnetwerk waar het aan te leren woord het beste kan worden ingebed. In het gunstigste geval slaagt de leerkracht er ook in bij de leerlingen een leerbehoefte te scheppen.
2. Semantiseren
De leerkracht legt het woord helder uit. Dit gebeurt altijd in de context waarin het woord aan de orde is. De kinderen kennen op dat moment de betekenis, maar moeten zich de woorden nog eigen maken. Het is belangrijk om woorden niet als losse elementen, maar als onderdelen van clusters aan te bieden. De woordbetekenissen en woordrelaties moeten duidelijk worden gemaakt.
De drie uitjes kunnen hierbij helpen: uitleggen, uitbeelden en uitbreiden. Bij het uitbreiden worden er woorden toegevoegd, waardoor clusters ontstaan.
De drie uitjes helpen leerkrachten elk woordcluster kort en krachtig te semantiseren en de betekenissen helder te maken voor de kinderen. 3. Consolideren
Als de betekenis van een woord duidelijk is, moet het woord met de betekenis nog worden onthouden. Bij het consolideren worden deze ingeoefend. De woorden krijgen een plekje in het geheugen. Het blijkt keer op keer dat deze fase van de viertakt te weinig aandacht krijgt. En dat terwijl het van cruciaal belang is dat er vaak geconsolideerd wordt. Woorden die slechts één keer behandeld zijn, worden zo weer vergeten. Leerlingen moeten dus de gelegenheid krijgen om veel te kunnen oefenen met de woorden. 4. Controleren
Om te weten of de kinderen de woorden ook werkelijk onthouden hebben, moet de leerkracht later het ingeoefende woord terugvragen. Controleren is nagaan of de woorden en de behandelde betekenissen verworven zijn. Tot slot
Bij woordenschatonderwijs is het van belang dat het woordnetwerk systematisch wordt uitgebreid. Het is van belang dat woorden daarom thematisch worden aangeboden. Ook moet er veel aandacht zijn voor de selectie van die woorden. Ten slotte moet er gewerkt worden van oppervlakkige woordkennis naar diepe woordkennis en van receptief naar productief.

De viertakt bestaat uit de volgende aandachtspunten:

  • 1. voorbewerken
  • 2. semantiseren
  • 3. consolideren
  • 4. controleren

1) Bij voorbewerken gaat het om de introductie van de context van het woordcluster en de begrippen die aangeleerd gaan worden. Er moet een goed beeld worden opgeroepen. Vaak doen leerkrachten dat door te verwijzen naar een bekende gebeurtenis, of door iets voor te doen of door een plaat te laten zien. De kinderen worden betrokken; het deel van de persoonlijke woordenschat waar ze de gekozen woorden straks aanhaken, wordt alvast geactiveerd. Omdat vaak woorden in clusters of in het kader van een thema aan de orde komen, zullen de themaonderwerpen vaak de voorbewerking bepalen. De volgende, en wel belangrijkste stap, is het overdragen van de betekenis; het te behandelen woord betekenis geven en verhelderen. 2) Dat noemen we semantiseren: betekenis geven. Semantiseren moet zorgvuldig gebeuren, zodat kinderen goede kennis van de woorden opbouwen. Bij de aanpak Met Woorden in de Weer leren leerkrachten om de drie uitjes toe te passen: uitbreiden, uitleggen en uitbeelden. Bij het uitje van uitbreiden gaat het om het kiezen van logische clusterwoorden, die in relatie tot elkaar voor het voetlicht komen. Niet alleen de woorden, maar ook de logische betekenisverbindingen krijgen aandacht. Zo wordt gewerkt aan een effectieve woordenschatopbouw. Het uitleggen is een korte betekenisomschrijving geven, zodat kraakhelder wordt gemaakt wat de woorden betekenen. Dit, in aanvulling op het uitbeelden zorgt ervoor dat kinderen inzicht krijgen in de betekenis achter de woorden. Het uitbeelden kan aan de hand van voorwerpen, met plaatjes of met foto’s, en door voordoen en aanwijzen. Het is niet de bedoeling dat andere kinderen in de groep gaan zeggen wat een woord betekent; wel kan de leerkracht verwijzen naar een kind dat zo juist het woord gebruikt heeft. Aandachtspunt hierbij is dat dat niet steeds dezelfde kinderen zijn. De leerkracht moet eigenlijk altijd proberen om een woord met alle drie de uitjes te semantiseren. Er zijn woorden die niet zo gemakkelijk uit te beelden zijn, maar de ervaring leert dat leerkrachten die langer met de drie uitjes werken, snel een uitbeelding (van het bedoelde woord en de uitbreidingswoorden) kunnen bedenken. Deze manier van werken maakt woordenschatuitbreiding tot een efficiënte methode: in dezelfde tijd worden verschillende woorden uitgelegd en aangeleerd, terwijl vruchtbare kennis achter de woorden wordt opgebouwd. Niet alleen kennis van de woorden, maar ook de betekenisrelaties krijgen aandacht. 3) Daarna komt het consolideren. Woorden die zijn uitgelegd moeten voldoende worden herhaald, zodat ze ook echt onthouden worden. Soms begint het consolideren al meteen na de semantisering. Leerlingen krijgen dan de opdracht om zelf een handeling uit te voeren; alleen of samen. Ze moeten het woord dan aanwijzen op een plaatje, of zeggen wat de leerkracht doet die het uitbeelden van de semantisering nog eens herhaalt. Er zijn verschillende voorbeelden van consolideringsoefeningen voor de kleutergroepen genoemd in het praktijkboek Met Woorden in de Weer. V eel consolideringen zijn voordoen-activiteiten. Belangrijk bij zulke activiteiten is dat de woorden en de clusterwoorden vaak gezegd worden. Leerlingen moeten natuurlijk ook de gesproken vorm nog goed inprenten. Verder wordt geadviseerd om afbeeldingen of representaties van de woorden die geconsolideerd moeten worden nog enige tijd in de klas aanwezig zijn. Prikborden, flap-overs en magnetische borden zijn daarbij erg behulpzaam. Ook tafels waarop de te consolideren voorwerpen uitgestald liggen (in het echt of een plaatje ervan). Leerkrachten kunnen ook voorleesteksten zoeken waar de geselecteerde woorden en clusterwoorden veel in voorkomen. En vragen aan kinderen of ze hun vinger willen opsteken wanneer ze het woord horen. Leerkrachten kunnen groepjes variabel samenstellen opdat ook de taalzwakkere leerlingen een kans krijgen. Of beurten verdelen. Bij consolideeroefeningen wordt vaak gesproken over 5-minuten-oefeningen. Er wordt dan snel volgens een bekend patroon woorden herhaald. Het mag niet veel tijd in beslag nemen; woorden moeten vooral vaak herhaald worden. Dat helpt veel meer dan een enorme activiteit die drie kwartier duurt. 4) Uiteindelijk gaat het consolideren over in controleren. Bij het controleren is het de bedoeling dat leerkrachten uitzoeken of de leerlingen de woorden echt kennen. Dat zal heel vaak spelenderwijs gaan of terloops. Effectieve leerkrachten lopen gewoon even de hoek in waar de watertafel staat en vraagt aan de kinderen die daar spelen wat ze doen, hoe dat ding daar heet en of ze bepaalde handelingen kunnen voordoen. Of als de leerkracht op de rand van de zandbak zit kan ze aan een kind allerlei vragen stellen of handelingen laten uitvoeren. Ook bij bewegingslessen kunnen leerlingen allerlei handelingen uitvoeren die in de woordenlijst onder lichaam of lichaamstaal staan.

  • Woordparachute
  • Woordtrap
  • Woordweb
  • ...
  • .

Bron:Handreiking Woordenschat placemat, Amsterdam

Deskundigen op het gebied van woordenschat