WAK:Groep6

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Versie door Jolanda (overleg | bijdragen) op 26 jun 2012 om 20:11 (Tijd)
Ga naar:navigatie, zoeken

Verzameling van de Wakwoorden op thema en groep. Terug naar portaal Vierwindstreken klik hier

Bestuur en gezag

de bende de beschrijving de bevinding de boodschapper de brandstichting de controle de cultuur de defensie de demonstratie de Europese gemeenschap de gedragsregel de handtekening de identiteitskaart de kinderarbeid de kindertelefoon de kogelhuls de landmacht de leider de lijfstraf de luchtmacht de maatregel de marechaussee de marinier de militair de misdrijf de mishandeling de muiterij de nooduitgang de onderzeeër de onderzeeboot de opstand de ramp de rechtbank de rechter de roversbende de samenleving de spion de vorst de wereldbevolking het bestuur het fort het identiteitsbewijs het kenmerk het kenteken het mitrailleur het noodplan het paspoort het protest het rijbewijs aangeven - gaf aan - aangegeven (politie) afschaffen - schafte af - afgeschaft afvuren - vuurde af - afgevuurd bestrijden - bestreed - bestreden bezetten - bezette - bezet demonstreren - demonstreerde - gedemonstreerd doodschieten - schoot dood - doodgeschoten doorzoeken - doorzocht - doorzocht exploderen - explodeerde - geëxplodeerd leiden - leidde - geleid (besturen) ondertekenen - ondertekende - ondertekend oorlogvoeren - voerde oorlog - oorloggevoerd opsporen - spoorde op - opgespoord protesteren - protesteerde - geprotesteerd tekenen - tekende - getekend (handtekening) verdrijven - verdreef - verdreven verstoren - verstoorde - verstoord wegtrekken - trok weg - weggetrokken wegvluchten - vluchtte weg - weggevlucht zich verdedigen - verdedigde - verdedigd dodelijk Europees gevangen internationaal nationaal spoorloos verplicht vrijblijvend wereldwijd een handtekening zetten ergens tegen optreden iemand in zijn kraag grijpen iemand uitschakelen in actie komen in beslag nemen op de vlucht slaan verboden toegang .

Bewegen, sport en spel

de aanraking de afleiding de arena - arena's de beker (prijs) de conditie de corner de crossfiets de deelname de finish de hoekschop de intekenlijst de kunstijsbaan de mountainbike de penalty de radslag de score de speurtocht de stick de supporter de thuiswedstrijd de triomf de turnclub de zet (duw) de zijlijn het clublid het racket drentelen - drentelde - gedrenteld finishen - finishte - gefinisht heffen - hief - geheven (optillen) hijsen - hees - gehesen (optillen) jongleren - jongleerde - gejongleerd loslaten - liet los - losgelaten masseren - masseerde - gemasseerd opstellen - stelde op - opgesteld (team) plaatsen - plaatste - geplaatst ravotten - ravotte - geravot scoren - scoorde - gescoord skaten - skatete - geskatet stoeien - stoeide - gestoeid surfen - surfte - gesurft tuimelen - tuimelde - getuimeld voorbijflitsen - flitste voorbij - voorbijgeflitst voorbijschieten - schoot voorbij - voorbijgeschoten waterskiën - waterskiede - gewaterskied werpen - wierp - geworpen zich aanmelden - meldde aan - aangemeld zich verroeren - verroerde - verroerd actief hands wijdbeens de armen uitslaan de score bijhouden zich ergens voor opgeven .

Dieren

de aaseter de alleseter de baars de beer (mannetje) de bevruchting de bot (vis) de buidel (kangoeroe) de cocon de dierenbescherming de draagtijd de fokker de forel de haring de hen de hengst (mannetje) de kabeljauw de karper de keutel de kreeft de kudde de makreel de merrie (vrouwtje) de oester de ooi de paling de planteneter de ram de reiger de reu (mannetje) de roedel de sardine / sardien de schol de slagtand de snoek de snorhaar de specht de teef (vrouwtje) de vleeseter de voortplanting de welp (jong) de zalm de zeug (vrouwtje) het asiel het eitje het hoefdier het lastdier het rijdier het schelpdier het trekdier het veulen (jong) het weekdier fokken - fokte - gefokt houden - hield - gehouden inslapen - sliep in - ingeslapen krioelen - krioelde - gekrioeld kwetteren - kwetterde - gekwetterd (vogels) uitbreken - brak uit - uitgebroken voortplanten - plantte voort - voortgeplant bedreigd .

Eten en drinken

de afhaalmaaltijd de azijn de cafetaria - cafetaria's de consumptie de couscous de cracker de dipsaus de friettent de frituurpan de gist de ijssalon de kaasschaaf de kant-en-klaarmaaltijd de knoflook de korst de lekkernij de mosterd de noedels de olijf de olijfolie de omelet de pizzeria - pizzeria's de pompoen de rauwkost de salade de snackbar de snijplank de traktatie de walm de witlof de zeef de zonnebloemolie het aluminiumfolie het bakblik het dieet het fastfood het frituurvet het gasfornuis het kokos het levensmiddel het maal (maaltijd) het pasteitje trakteren - trakteerde - getrakteerd biologisch op smaak brengen .

Familie en vrienden

de echtscheiding de geliefde de partner de pleegouder de pleegvader - de pleegmoeder de pleegzoon - pleegdochter de thuissituatie het gezinsleven het huishouden (gezin) het pleegkind - pleegkinderen .

Figuurlijk taalgebruik

allemachtig beslist (zeker) broodnodig kappen (stoppen) picobello verdorie zonde achter de wolken schijnt de zon als de bliksem als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel bedrukt gezicht * bij je positieven komen bij zijn positieven blijven buiten adem zijn dat is dat dat is koffiedik kijken de aap komt uit de mouw de beerput de draak met iemand steken de eerste de beste de gebeten hond zijn de hoop hebben dat de kat uit de boom kijken de koe bij de horens vatten de koeienletter de krokodillentranen de maat is vol de paarden achter de wagen spannen de roddelkous de stand van zaken de stuipen op het lijf jagen dikke vrienden zijn door de bomen het bos niet meer zien een bestaan opbouwen een boekenwurm een daverend succes een feestje bouwen een hazenslaapje een hondenleven een kippeneindje een koekje van eigen deeg een koud kunstje een liegbeest een pak slaag krijgen een rol spelen er de pest in hebben er geen gat meer in zien er vandoor gaan ergens een handje van hebben ergens een punt achterzetten * ergens in trappen geen kwaad kunnen grote ogen opzetten hemel en aarde bewegen het apenpakje het feestvarken het hemd van het lijf vragen het hondenweer het kikkerbad het leeuwendeel het rooien hoe dan ook hoog tijd iemand een loer draaien iemand een rad voor ogen draaien iemand op de hielen zitten iets door een roze bril bekijken iets uit zijn mouw schudden iets voor de boeg hebben in 's hemelsnaam in de put zitten in de weer zijn in de wolken zijn in het duister tasten in het holst van de nacht in het middelpunt van de belangstelling staan in weer en wind je doel bereiken je hart verloren hebben je niet uit het veld laten slaan je uit de voeten maken lachen, gieren, brullen loop naar de maan met een hoed in de hand, kom je door het ganse land met gespitste oren luisteren met open mond staan kijken * nu breekt mijn klomp oog in oog op de achtergrond op de hoogte zijn van iets op de loer liggen op een gegeven moment op het punt staan op je neus kijken op komst zijn op slag over de rooie gaan over de vloer smaken verschillen spaak lopen tegen de haren instrijken toe zijn aan tranen met tuiten huilen trappelen van ongeduld uit alle macht van de vloer kunnen eten van pas komen voor niets gaat de zon op voor wat hoort wat wat mij betreft water naar de zee dragen weer terecht zijn zijn biezen pakken zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens zwart van de mensen zien .

Gedrag en gevoelens

de attentie (aandacht) de bewondering de brompot de dromer de dwaas de eigenschap de emotie de ergernis de gezichtsuitdrukking de karaktereigenschap de kwaadheid de kwajongen de leugenaar de lichaamstaal de liefhebber de ontspanning de opluchting de pottenkijker de schuld de slechte naam de spanning de spelbreker de stemming de tegenslag de tegenzin de troost de verkering de verlegenheid de verwachting de viespeuk de voorkeur de warmte de zeurpiet het doel (wat je wilt bereiken) het doorzettingsvermogen het innerlijk het leed het stopwoord het talent het treffen het verlangen aandikken - dikte aan - aangedikt aankunnen - kon aan - aangekund afleiden - leidde af - afgeleid (concentratie) afleren - leerde af - afgeleerd bedaren - bedaarde - bedaard bekendstaan als/om - stond bekend - bekendgestaan boeien - boeide - geboeid buitensluiten - sloot buiten - buitengesloten dagdromen - dagdroomde - gedagdroomd ergeren - ergerde - geërgerd gluren - gluurde - gegluurd huiveren - huiverde - gehuiverd indenken - dacht in - ingedacht interesseren - interesseerde- geïnteresseerd klaarspelen - speelde klaar - klaargespeeld liefkozen - liefkoosde - geliefkoosd lijden - leed - geleden (verdriet) mekkeren - mekkerde - gemekkerd (zeuren) menen - meende - gemeend (iets denken) mishandelen - mishandelde - mishandeld mokken - mokte - gemokt (boos) nakomen - kwam na - nagekomen ophoepelen - hoepelde op - opgehoepeld opkomen - kwam op - opgekomen (gedachte) overkomen - overkwam - overkomen (gebeuren) overwegen - overwoog - overwogen peinzen - peinsde - gepeinsd proesten - proestte -geproest (lachen) prutsen - prutste - geprutst rondhangen - hing rond - rondgehangen schokken - schokte - geschokt staren - staarde - gestaard steunen - steunde - gesteund (zuchten) uitkijken naar - keek uit - uitgekeken uitmaken - maakte uit - uitgemaakt (verkering) verbluffen - verblufte - verbluft verdringen - verdrong - verdrongen verwaarlozen - verwaarloosde - verwaarloosd verwonderen - verwonderde - verwonderd zich aanpassen - paste aan - aangepast zich beklagen - beklaagde - beklaagd zich gedragen - gedroeg - gedragen zich inhouden - hield in - ingehouden zich verbeelden - verbeeldde - verbeeld zwijgen - zweeg - gezwegen aandachtig agressief attent bazig bedeesd belangstellend beteuterd chagrijnig dromerig gejaagd geliefd gevoelig hoofdschuddend hulpvaardig ijverig kieskeurig maf nieuwsgierigheid onfatsoenlijk onverschillig overmoedig overtuigd pienter pinnig somber stug vastbesloten venijnig verbijsterd verheugd verontwaardigd verstrooid vijandig vurig wanhopig aandacht schenken aan ademloos toekijken belachelijk maken de aandacht trekken de aandacht vasthouden doen alsof een gebaar maken een gevoel overbrengen een kreet slaken een sterk verhaal een streek uithalen ergens iets van zeggen ergens mee zitten ergens over inzitten ergens van opkijken geen erg hebben in genieten van geprikkeld zijn goedgemutst zijn grof taalgebruik het ergste vrezen het hoogste woord voeren het uitschreeuwen het zat zijn iets afsluiten iets doorvertellen iets niet nemen iets niet pikken in paniek zijn in zijn schild voeren je druk maken liefhebber zijn van met opzet met zorg naar voren treden op de vuist gaan op het puntje van je stoel zitten op iemand zijn (verliefd) opgelucht zijn stoom afblazen trouw zijn vol zijn van zich iets kunnen voorstellen zich niet van de wijs laten brengen .

Geld en winkelen

de afschrijving de betaling de bijschrijving de catalogus de contributie de financiën de invoering de juwelier de kluis de marktkoopman de overschrijving de portefeuille de roltrap de rommelmarkt de smokkelaar de uitkering de uitverkoop de veiling de verhoging de winkeldiefstal de winst de zakkenroller het antiek het lootje het product het statiegeld aanreiken - reikte aan - aangereikt aanschaffen - schafte aan - aangeschaft bedelen - bedelde - gebedeld bieden - bood - geboden inslaan - sloeg in - ingeslagen opheffen - hief op - opgeheven schenken - schonk - geschonken smokkelen - smokkelde - gesmokkeld tonen - toonde - getoond verspreiden - verspreidde - verspreid gierig vrijgevig de kost verdienen een nummertje trekken .

Geloof

de Bijbel de bisschop de boeddhist de dienst * de duivel de geestelijke de godsdienst de hel de hemel de hindoe de imam de islam de kapel de kardinaal de kathedraal de Koran de minaret de monnik - non de moslim de pastoor de pelgrim de plechtigheid * de priester - priesteres de rabbijn / rabbi de ramadan de religie de synagoge de tempel het altaar het boeddhisme het christendom het gebed het hiernamaals het hindoeïsme het Jodendom het klooster het lot het offer het vasten offeren - offerde - geofferd vasten - vastte - gevast Allah Boeddha Christus islamitisch Jezus joods katholiek plechtig protestants .

Informatie

de aanleiding de crisis de detective de enquête de gelegenheid - gelegenheden de inlichting de kans de kenner de kwestie de methode de oproep de opschudding de poging de praktijk de uitzondering de voorlichting de voorspelling de waarzegger de wijsheid het communicatiemiddel het feit het gevolg het resultaat het telefoonboek het toeval aanpassen - paste aan - aangepast aflezen - las af - afgelezen afzoeken - zocht af - afgezocht communiceren - communiceerde - gecommuniceerd doorvragen - vroeg door - doorgevraagd dreigen te - dreigde - gedreigd informeren - informeerde - geïnformeerd ondernemen - ondernam - ondernomen onderscheiden - onderscheidde - onderscheiden oppikken - pikte op - opgepikt oproepen - riep op - opgeroepen opvatten - vatte op - opgevat ordenen - ordende - geordend (op volgorde) verduidelijken - verduidelijkte - verduidelijkt vereenvoudigen - vereenvoudigde - vereenvoudigd vergelijken - vergeleek - vergeleken verhelderen - verhelderde - verhelderd voeren - voerde - gevoerd (leiden naar) voorspellen - voorspelde - voorspeld voortzetten - zette voort - voortgezet vormen - vormde - gevormd raadselachtig aan de hand zijn ergens op uitkomen erin opnemen gebruik maken van iets bijhouden iets opmaken uit inlichtingen verstrekken inlichtingen vragen .

Kunst

de beeldende kunst de beeldhouwer de collage de duisternis de gloed de inspiratie * de lichtbron de muurschildering de pastelkleur de plakkaatverf de primaire kleuren de schijnwerper de schim de uitvoering de verbeelding de/het silhouet fel licht het bouwwerk het doek (schilder) het duister het gezichtsbedrog het jeugdtheater het kaarslicht het knipsel het monument het motief (patroon) het mozaïek het museumbezoek het palet het perspectief (diepte) het profiel het schijnsel het spiegelbeeld het stilleven het zijaanzicht zwak licht boetseren - boetseerde - geboetseerd dichten - dichtte - gedicht (poëzie) gloeien - gloeide - gegloeid inlijsten - lijstte in - ingelijst nabootsen - bootste na - nagebootst opfleuren - fleurde op - opgefleurd schijnen - scheen - geschenen spiegelen - spiegelde - gespiegeld spotten - spotte - gespot (zien) terugkaatsen - kaatste terug - teruggekaatst uitbeelden - beeldde uit - uitgebeeld verduisteren - verduisterde - verduisterd verfraaien - verfraaide - verfraaid verlichten - verlichtte - verlicht abstract artistiek egaal glans levensecht lichtgevend manshoog mat ovaal violet vlekkerig geen hand voor ogen zien met de hand .

Lastige woorden

de nadruk blijken - bleek - gebleken dienen - diende - gediend (bedoeld zijn voor) afscheidelijk alsmaar amper bepaald bijbehorend blijkbaar buiten (zonder) echter eerder enigszins eveneens evengoed figuurlijk hoogst immers inmiddels integendeel kennelijk kortom letterlijk maximaal minimaal minstens nauwelijks ofwel onafscheidelijk quasi reeds tamelijk te tenminste uiteen vandaar verscheiden voornaam vrijwel willekeurig aan de hand van behoren tot de nadruk leggen op even ? als ? in het algemeen in tegenstelling tot in verband met liever gezegd maar liefst met behulp van middel om ten eerste ?, ten tweede ? ten einde lopen van voren af aan voor de rest zo nodig .

Lichaam en gezondheid

de aanleunwoning de acupunctuur de alcohol de amandel (keel) de apotheker de bal van je voet / hand de beenderen de beugel de bijsluiter de dikke darm de dunne darm de fysiotherapie de gedaante de gehandicapte de handicap de inrichting de koorts de kruk de leesbril de lichaamstemperatuur de mazelen de misvorming de mitella de moedervlek de mongool (Down-syndroom) de ontlasting de ontsteking de orthodontist de puist de romp de ruggengraat de schedel de schilfer de slokdarm de tissue de toiletspullen de urine de verhoging de vermoeidheid de vitaminepil de waterpokken de wervel de wimper de zwangerschap de/het figuur de/het tablet het bejaardenhuis het bekken het gekriebel het geneesmiddel het geraamte het hulpmiddel het recept het slijmvlies het spraakgebrek het verpleeghuis het vocht baden - baadde - gebaad brabbelen - brabbelde - gebrabbeld herstellen - herstelde - hersteld insmeren - smeerde in - ingesmeerd inspuiten - spoot in - ingespoten kwakkelen - kwakkelde - gekwakkeld lispelen - lispelde - gelispeld mankeren - mankeerde - gemankeerd mompelen - mompelde - gemompeld schokken - schokte - geschokte (beweging) slissen - sliste - geslist stotteren - stotterde - gestotterd uitglijden - gleed uit - uitgegleden verlammen - verlamde - verlamd verschonen - verschoonde - verschoond verteren - verteerde - verteerd verwonden - verwondde - verwond bezweet bloederig gehandicapt kwiek misvormd schraal zwanger een snotneus hebben in je neus pulken in zijn blote bast in zijn neus peuteren verlamd zijn zijn neus ophalen (verkoudheid) .

Maken en materialen

de architect de beugel de bout de bouwmaterialen de bouwtechniek de bundel de fabrikant de gebruiksaanwijzing de gereedschapskist de grendel de ijzerdraad de industrie de kabel de klusjesman de leiding de ondergrond de opbouw de rolmaat de schakel de smid - smeden de stoommachine de storing het beton het cement het gebruik het industrieterrein het klusje het koper het marmer het model het naaigaren het nylon het vlak het werktuig het wrak aanbrengen - bracht aan - aangebracht aansluiten - sloot aan - aangesloten beplakken - beplakte - beplakt bevestigen - bevestigde - bevestigd frommelen - frommelde - gefrommeld instorten - stortte in - ingestort schaven - schaafde - geschaafd scheppen - schiep - geschapen (maken) slijpen - sleep - geslepen slopen - sloopte - gesloopt smeden - smeedde - gesmeed splitsen - splitste - gesplitst spreiden - spreidde - gespreid toevoegen - voegde toe - toegevoegd vermaken - vermaakte - vermaakt verschuiven - verschoof - verschoven bolvormig doormidden gaaf (intact) bekleed met bezaaid met strak spannen .

Media

de actiefilm de animatiefilm de biografie de buis de documentaire de horror de jongensgroep - meidengroep de komedie de oplage de opname de rol (film) de sciencefiction de slagzin de tekenfilm de televisiegids de thriller het drama het genre het idool het stuk (artikel) het waargebeurde verhaal het witte doek het/de figuur het/de personage zappen - zapte - gezapt (tv-zenders) live bekend zijn de hoofdrol spelen een ster zijn .

Meten en wegen

collectie de combinatie de massa - massa's de menigte de reeks de serie de stoet het dozijn het drietal het krat schatten - schatte - geschat enig (een paar) halfvol vol driekwart vol een stuk of in totaal .

Milieu

de chemokar de gft-container de groene stroom de luchtvervuiling de rookwolk de rotzooi de spuitbus de steenkool de uitstoot de windmolen het chemisch afval het restafval het roet het uitlaatgas dumpen - dumpte - gedumpt filteren - filterde - gefilterd lozen - loosde - geloosd zuiveren - zuiverde - gezuiverd milieuschadelijk milieuvriendelijk afval scheiden de opwarming van de aarde .

Muziek en geluid

de band de diskjockey (dj) de geluidshinder de grammofoonplaat de megafoon de melodie - melodieën de popgroep de popster de radiofrequentie de songtekst de stereotoren de toon de wijs (melodie) het radiostation het signaal afstemmen - stemde af - afgestemd (radio) echoën - echode - geëchood joelen - joelde - gejoeld neuriën - neuriede - geneuried opvangen - ving op - opgevangen (horen) begeleiden met muziek geluid uitstoten .

Natuur

de (bloem)bol * de bamboe de bloemen * de delfstof de druk * de duintop de evenaar de gewichtsloosheid * de graspol de groenten * de groententuin * de grondsoort de grondstof de hei de hoogteligging de humus de insecten * de kalk de kikkervisjes * de kleigrond * de knol * de kringloop de kruiden * de lancering * De Landbouw * de loofboom de mineralen de naaldboom de planeten * de regen * de savanne de schimmel de steppe de toendra de tropen de turf de verschuiving de vliegenzwam de wortelkluit de zaadjes * het duinlandschap het ei * het fruit * het groeiproces het helmgras het heuvellandschap het ISS * het mineraal het naaldwoud het nest * het rivierenlandschap het stiltegebied het suikerriet het veen het water * het zandlandschap het zeekleilandschap het zeelandschap het zonnenstelsel * het/de leem het/de teer bloeien - bloeide - gebloeid * ontkiemen - ontkiemde - ontkiemd * schimmelen - schimmelde - geschimmeld winnen - won - gewonnen (ontginnen) zaai - zaaide - gezaaid * zaaien - zaaide - gezaaid * bedreigde diersoort * bergachtig traceren * .

Omgang

de bijnaam de discriminatie de kritiek de ontmoeting de relatie de roepnaam de scheldnaam de troetelnaam het akkoord het vooroordeel het voorstel aankondigen - kondigde aan - aangekondigd afkeuren - keurde af - afgekeurd bedriegen - bedroog - bedrogen behandelen - behandelde - behandeld (bespreken) bekvechten - bekvechtte - gebekvecht bijleggen - legde bij - bijgelegd bijvallen - viel bij - bijgevallen discrimineren - discrimineerde - gediscrimineerd foeteren - foeterde - gefoeterd geruststellen - stelde gerust - gerustgesteld gunnen - gunde - gegund herdenken - herdacht - herdacht kwetsen - kwetste - gekwetst meeleven - leefde mee - meegeleefd ondersteunen - ondersteunde - ondersteund opmerken - merkte op - opgemerkt opvatten - vatte op - opgevat overlaten aan - liet over - overgelaten tutoyeren - tutoyeerde - getutoyeerd uitmaken - maakte uit - uitgemaakt (beslissen) uitvallen - viel uit - uitgevallen (boos) verbinden - verbond - verbonden (relatie) verdragen - verdroeg - verdragen verlossen - verloste - verlost verwijten - verweet - verweten verzoenen - verzoende - verzoend wenken - wenkte - gewenkt wijden aan - wijdde - gewijd wijsmaken - maakte wijs - wijsgemaakt zich richten op - richtte - gericht zich wenden tot - wendde - gewend asociaal * beleefd * bemoedigend gemeenschappelijk respectloos * respectvol * afscheid nemen bezwaar hebben tegen iemand / iets verwachten iemand doordringend aankijken iemand ergens van voorzien iemand gewend zijn iemand iets verzekeren

Reizen

de accommodatie de bestemming de dagtocht de excursie de helling de karavaan de piste de reisgids de rondleiding de ski - ski's de toer (de rondtocht) de tol de tolweg de trekpleister de VVV (Vereniging voor Vreemdelingenverkeer) de wandelkaart de wandeltocht de wintersport het hoogseizoen het reisboek het skigebied het toerisme het vakantieland bezichtigen - bezichtigde - bezichtigd overnachten - overnachtte - overnacht in trek zijn op kamp gaan .

Richting

de achterzijde de bovenzijde de onderzijde de positie de voorzijde het noordelijk halfrond het uiteinde het zuidelijk halfrond leiden naar - leidde - geleid achterstevoren bereikbaar binnenstebuiten bovenuit daarginds dichtstbijzijnd ginds horizontaal lokaal (plaatselijk) nabij verticaal in zicht zijn op ooghoogte .

School

de afkorting de bespreking de breedtegraad de breuk de centiliter de deciliter de diepte de encyclopedie de globe de graad de graad Celsius (ºC) de grafiek de grammatica de grootte de hectometer de index de informatiebron de inhoudsopgave de inleiding de instructie de kaft de kennis de kern de klemtoon de kolom de meerkeuzevraag de milliliter de noemer de oppervlakte de opsomming de overzichtskaart de paragraaf de persoonsvorm de presentatie de puntkomma de rij de slotzin de spreekwolk de tabel de tape de teller de ton de topografie de topografische kaart de uitspraak (intonatie) de vergelijking de verhouding (vb. 1:2) de vierkante meter de voltooide tijd de voordracht de woordbouw de woordkeuze de/het figuur het accent (klemtoon) het accentteken het begrip het bijwoord het diploma het formulier het gezegde het haakje (leesteken) het leenwoord het lesboek het lesrooster het middenstuk (verhaal) het onderschrift het oppervlak het opschrift het proefwerk het project het schema het schoolbord het schrijfgerei het spreekwoord het taalgebruik het trema het verslag het voegwoord het voltooid deelwoord het werkstuk bestuderen - bestudeerde - bestudeerd demonstreren - demonstreerde - gedemonstreerd kopiëren - kopieerde - gekopieerd omcirkelen - omcirkelde - omcirkeld omschrijven - omschreef - omschreven overnemen uit / van - nam over - overgenomen overtuigen - overtuigde - overtuigd

Uiterlijk

Uitvinden

Vermaak

Vervoer

Vroeger

Wat vinden we ervan?

Water

Werken en Beroepen

Wonen