Ontwikkelingsgericht Woordenschatonderwijs. De implementatie en effecten bij Marokkaanse kleuters.

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Ga naar:navigatie, zoeken

Ontwikkelingsgericht Woordenschatonderwijs. De implementatie en effecten bij Marokkaanse kleuters. Helms-Lorenz, M. & J. de Jong-Heeringa Groningen: Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs (GION), 2006

» De volledige tekst van deze publicatie: kan gedownload worden op de website van de uitgever (zoek op publicatiejaar en vervolgens op auteur)


Vraagstelling De achtergrond van dit onderzoek is het feit dat anderstalige kinderen minder Nederlandse woorden kennen dan hun Nederlandse klasgenoten, wat een directe invloed heeft op hun schoolprestaties. Om dit tegen te gaan wordt in verschillende scholen gebruik gemaakt van ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO). Bij deze methode worden woorden niet specifiek in geïsoleerde lessen aangeboden, maar worden de interesses, ervaringen en betekenissen van de leerlingen aangeboord en verbonden met de aan te leren doelwoorden.

In dit onderzoek is nagegaan of OGO een positief effect heeft op de woordenschatontwikkeling van anderstalige jonge kinderen met een taalontwikkelingsachterstand.

Volgende onderzoeksvragen zijn gesteld:

Op welke wijze hanteren leerkrachten de aanwijzingen uit de OGO-handleiding voor woordenschatontwikkeling?

Leidt het adequaat hanteren van OGO tot een grotere woordenschat in vergelijking met Marokkaanse leerlingen in het reguliere basisonderwijs (de referentiegroep)? Om dit te bepalen is een Cito-taaltoets afgenomen waarin verschillende aspecten van taalvaardigheid worden nagegaan (o.a. passieve woordenschat, klank en rijm, vertelvaardigheid).

Bevordert het adequaat hanteren van OGO de actieve leerhouding van de leerlingen?

In hoeverre is OGO voor woordenschatontwikkeling van NT2 (Nederlands als tweede taal)-sprekers te verantwoorden vanuit de onderzoeksliteratuur?

Conclusies Uit het onderzoek komt het volgende naar voren:

de OGO-leerkrachten volgen de aanwijzingen uit de OGO-handleiding voor woordenschatontwikkeling goed op. Op een aantal punten is er nog ruimte voor verbetering: dubbele bezetting (twee leerkrachten per groep) en halfproducten (een plan van activiteiten waarbij afhankelijk van de interesses van leerlingen besloten wordt of de activiteit aan bod komt of niet) langer vooruit plannen.

De kinderen hebben een vergelijkbaar Cito-taalniveau. Specifiek qua woordenschat (onderdeel passieve woordenschat)? blijken de kinderen uit beide condities het even goed te doen en eenzelfde groei door te maken op vlak van passieve woordenschat. Kinderen uit de referentiegroep doen het wel beter op het vlak van vertelvaardigheid.

Er is geen verschil gevonden in de beoordeling van de leerhouding van de leerlingen door de OGO-leerkrachten en door de leerkrachten van de referentiegroep. De auteurs geven tot slot aan dat onderzoek naar didactiek voor tweede taalverwerving niet voorhanden is. De bevindingen uit dit onderzoek kunnen gebruikt worden om deze gerichte didactiek voor tweede taalverwerving te ontwikkelen.

De beschrijvingen van de onderzoeken in het basisonderwijs uit de periode 2004 tot en met 2008 zijn geschreven door Emmelien Merchie, Ilse Sinnaeve, Hilde Van Keer en Johan van Braak. De eindredactie is uitgevoerd door Hilde Van Keer en Johan van Braak.