Stichting NOB

Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
Ga naar:navigatie, zoeken

Bron: http://www.google.nl/url?sa=t&source=web&cd=3&sqi=2&ved=0CCoQFjAC&url=http%3A%2F%2Fwww.stichtingnob.nl%2Fmmbase%2Fattachments%2F1487574%2FLeerstofaanbod_methode_woordenschat.doc&rct=j&q=woordenschat%20didactieken%20&ei=cfcRTZmqDsuWOo3xrasJ&usg=AFQjCNGYddhvUako67wwS9wxgTJ5YqUlDA

Leerstofaanbod - kernadvies methode woordenschat


Het woordenschatonderwijs is gebaseerd op een systematische aanpak met betrekking tot de didactiek en de selectie van woorden. Er wordt gebruikgemaakt van de woordenschatdidactiek volgens de viertact.


Toelichting In het taalonderwijs bestaat veel aandacht voor woordenschatonderwijs, omdat is gebleken dat een grote woordenschat de basis vormt van allerlei andere taalvaardigheden. De woordenschat bestaat uit de woorden die iemand actief of passief tot zijn beschikking heeft.

Nederlandstalige kinderen beschikken op vierjarige leeftijd receptief over ongeveer 3.000 woorden. Tot en met hun achtste jaar komen daar ongeveer 800 woorden per jaar bij, van hun negende tot hun twaalfde tussen de 2.500 en 3.000 per jaar, zodat ze op twaalfjarige leeftijd ongeveer de beschikking over 17.000 woorden hebben. Voor een volwassene zijn dat zo’n 50.000 tot 70.000 woorden.

Als er sprake is van tekorten in de woordkennis, zal een leerling minder profiteren van een les. Dit zal tot gevolg hebben dat een kind nog grotere tekorten in woordkennis zal krijgen. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, is gerichte aandacht op woordenschatuitbreiding van groot belang. De kinderen in het NTC-onderwijs lopen een verhoogd risico om een woordenschatachterstand op te lopen, omdat ze minder geconfronteerd worden met de Nederlandse taal in hun dagelijkse leven.


Woordenschatdidactiek Er wordt onderscheid gemaakt tussen incidenteel woordenschatonderwijs waarbij woordbetekenissen min of meer toevallig aan de orde komen (bijvoorbeeld tijdens een kringgesprek), semi-incidenteel woordenschatonderwijs, waarbij wel sprake is van enige structuur, maar meestal niet van woordselectie, opbouw enzovoort (bijvoorbeeld bij praatplaten) en intentioneel woordenschatonderwijs, waarbij gebruik wordt gemaakt van een gestructureerde aanpak met aandacht voor woordselectie, voor thematisch werken, voor een opbouw in het aanbod enzovoort. Het is essentieel dat op NTC-scholen het woordenschatonderwijs deze expliciete aandacht krijgt, met andere woorden: dat er sprake is van intentioneel woordenschatonderwijs. Met name Richting 3-leerlingen moeten het hebben van de kennisoverdracht door de leerkracht en het lesmateriaal. Zij hebben weinig aan een leerkracht die hun taalkennis en taalvaardigheden stimuleert die ze van huis uit meegekregen hebben, zoals eentalige Nederlandse kinderen. Tweetalige leerlingen hebben die taalkennis van het Nederlands van huis uit niet of nauwelijks meegekregen. Expliciete instructie is effectiever en dus wenselijker. De leerlingen weten precies waar ze op moeten letten, wat ze moeten leren, en ze kunnen bijvoorbeeld de regel die ten grondslag ligt aan een bepaald verschijnsel expliciet in het geheugen opnemen.

Woordenschatdidactiek betekent het (aan)leren van nieuwe woorden door de leeromgeving daarvoor geschikt te maken, de juiste werkvormen te kiezen, kinderen strategieën aan te leren en de juiste instructie te geven. Bij woordenschatonderwijs is het van belang dat het woordnetwerk (mentaal lexicon) systematisch wordt uitgebreid. Dat betekent dat woorden thematisch moeten worden aangeboden, dat er veel aandacht moet zijn voor selectie (op grond van woordfrequentie, belevingswereld, nut), dat van oppervlakkige woordkennis gewerkt moet worden naar diepe woordkennis en van receptief naar productief. In het algemeen geldt dat woorden pas worden verankerd in het woordnetwerk als ze ten minste zeven keer zijn aangeboden.


De NTC-scholen wordt geadviseerd om aan de volgende punten aandacht te besteden. • Bied kinderen een rijke uitdagende leeromgeving met betekenisvolle contexten. Daag kinderen uit om actief deel te nemen. • Bouw goede kennis en vaardigheden op met betrekking tot woordenschatonderwijs. • Maak gebruik van een goede didactiek voor woordenschatonderwijs. In het woordenschatonderwijs wordt vaak de volgende viertact aangehouden: o voorbewerken (activeren van voorkennis) o semantiseren (uitleggen van de woordbetekenis) o consolideren (inoefenen van woord en betekenis) o controleren (nagaan of de woorden zijn onthouden) Binnen de woordenschatdidactiek wordt vaak gewerkt met de drie uitjes: uitbeelden, uitleggen en uitbreiden. De betekenis van woorden kan worden ingevuld met behulp van woordwebben, woordparachutes, woordkasten of woordtrappen (zie verder het artikel ‘Woordenschat in de praktijk’ op de website van Stichting NOB). • Leer woordleerstrategieën aan, zodat leerlingen zichzelf ook nieuwe woorden kunnen aanleren en hun concepten van bekende woorden kunnen uitbreiden; het woordveld neemt een centrale plaats in als didactisch hulpmiddel. • Denk na over welke woorden je leerlingen aanleert. Hanteer de selectiecriteria frequentie, nut en pregnante context. Voor de selectie van woorden kan ook gebruikgemaakt worden van woordenlijsten. De drie belangrijkste zijn: Duizend-en-één woorden; de allereerste Nederlandse woorden voor anderstalige peuters en kleuters (S. Bacchini, 2005), Streeflijst woordenschat voor 6-jarigen (A. Schaerlaekens, D. Kohnstamm, et al, 1999) en Woorden in het basisonderwijs; 15.000 woorden aangeboden aan leerlingen (W. Schrooten en A. Vermeer, 1994) • Draag zorg voor een goede registratie. De leerkracht registreert de aangeboden thema’s en de daarbij behorende woorden, maar gaat ook na of deze lesstof beheerst wordt. • Toets de woordenschat van leerlingen. De grootte van de woordenschat van leerlingen kan gemeten worden met behulp van Cito Taal voor Kleuters (voor groep 1 en 2), Cito Woordenschattoets (voor groep 3 en 4) en Cito Leeswoordenschat (voor groep 5 tot en met 8) . Structureel aandacht aan woordenschatonderwijs besteden, leidt niet direct tot verbetering van de score op de methode onafhankelijke toetsen. Het is een kwestie van lange adem. Uiteindelijk, na ten minste twee jaar, zijn de eerste resultaten zichtbaar.


Leertijd Voor woordenschatuitbreiding wordt extra tijd ingepland binnen de lessen. Voor Richting 1- en Richting 2-leerlingen wordt een halfuur per week aandacht besteed aan woordenschatactiviteiten, waaronder schriftelijke verwerking. Voor Richting 3-leerlingen is dat een uur.

Aan woordenschatonderwijs kan op de volgende manieren structureel vorm gegeven worden. • Werk met leermiddelen die voldoen aan de juiste didactiek; dat wil onder andere zeggen: thematisch geordend, voldoende herhaling en visuele ondersteuning. Voor Richting 1 en 2 zijn dat recente taalmethodes. Hierin maakt een doorgaande woordenschatlijn deel uit van de methode. In Taal actief (derde versie) en Taaljournaal (tweede versie) worden rond het taalthema nieuwe woorden aangeboden. Voor Taal actief 3 is een NTC-module ontwikkeld; maak daar gebruik van. Zowel Taal actief als Taaljournaal hebben software. Geadviseerd wordt daar eveneens gebruik van te maken. Des software van Taal actief kan ingezet worden in plaats van het Werkboek Woordenschat. Het computerprogramma geeft feedback op maat en analyseert en registreert de resultaten automatisch. De woordenschatlijn van Taaljournaal wordt volledig via het computerprogramma aangeboden. Het programma biedt per jaar 1080 nieuwe woorden aan. Dat komt neer op 30 nieuwe woorden per week. Het computerprogramma sluit aan bij Taaljournaal maar is ook heel goed te gebruiken bij een andere taalmethode. Voor de groepen 1 en 2 kan gedacht worden aan De Leessleutel. Voor Richting 3 kan gedacht worden een Alfalfa en Taaltrapeze (zie verder het advies ‘Leerstofaanbod NTC Richting 3’ op de website van Stichting NOB). • Rond de thema’s uit de taalmethode en de cultuurmodule NederLAND IN ZICHT wordt gewerkt aan woordenschatuitbreiding. Dit kan bijvoorbeeld rond het maken van een eigen woordenboek. In de cultuurmodule zijn woorden in het woordenschatprogramma Taalfanfare verwerkt. De computer kan een efficiënt hulpmiddel zijn bij het woordenschatonderwijs. Geadviseerd wordt om de computer ondersteunend aan de methode of het thema te gebruiken bijvoorbeeld in de consolidatiefase. • Lezen speelt een belangrijke rol in de woordenschatuitbreiding. Lees daarom leerlingen veel voor en laat ze zelf veel lezen. In boeken komen namelijk VEEL MEER verschillende woorden voor dan in mondelinge interactie. Op deze manier komen leerlingen met meer woorden in aanraking dan in de les mogelijk is.

Voor verdere informatie wordt verwezen naar de volgende artikelen op de website: • Woordenschat in de praktijk; • Leerstofaanbod NTC Richting 3.