WAK:Groep3: verschil tussen versies
(→Geld en winkelen) |
(→Geloof) |
||
Regel 628: | Regel 628: | ||
==Geloof== | ==Geloof== | ||
− | de God - | + | * de [[God - Godin]] |
+ | * het [[geloof]] | ||
+ | * [[bidden - bad - gebeden]] | ||
+ | * [[geloven - geloofde - geloofd]] | ||
+ | * [[gelovig]] | ||
+ | * [[ongelovig]] | ||
==Lastige woorden== | ==Lastige woorden== |
Versie van 10 apr 2012 om 10:18
Inhoud
- 1 Bestuur en Gezag
- 2 Bewegen, sport en spel
- 3 Boerderij
- 4 Dieren
- 5 Eten en drinken
- 6 Familie en vrienden
- 7 Figuurlijk taalgebruik
- 8 Gedrag en gevoelens
- 9 Geld en winkelen
- 10 Geloof
- 11 Lastige woorden
- 12 Lichaam en gezondheid
- 13 Maken en materialen
- 14 Media
- 15 Meten en wegen
- 16 Muziek en geluid
- 17 Natuur
- 18 Omgang
- 19 Reizen
- 20 Richting
- 21 School
- 22 Sprookjes
- 23 Tijd
- 24 Uiterlijk
- 25 Uitvinding
- 26 Vervoer
- 27 Wat vinden we ervan?
- 28 Water
- 29 Wonen
Bestuur en Gezag
- de aanval
- de beloning
- de bescherming
- de bom
- de cel (gevangenis)
- de gevangene
- de kazerne
- de moed
- de moord
- de oorlog
- de redding
- de rover
- de schuilplaats
- de schurk
- de strijd
- de tralie
- de veiligheid
- de vijand
- de vrede
- de vrijheid
- het gevecht
- het geweld
- het leger
- het schot
- het wapen
- aanvallen - viel aan - aangevallen
- bevrijden - bevrijdde - bevrijd
- doodmaken - maakte dood - doodgemaakt
- ontploffen - ontplofte - ontploft
- opsluiten - sloot op - opgesloten
- richten - richtte - gericht
- roven - roofde - geroofd
- schuilen - schuilde of school - geschuild of gescholen
- straffen - strafte - gestraft
- verdedigen - verdedigde - verdedigd
- vermoorden - vermoordde - vermoord
- vluchten - vluchtte - gevlucht
- moedig
- onschuldig
- schuldig
- iemand te pakken hebben
- iemand te pakken nemen
Bewegen, sport en spel
- de acrobaat - acrobate
- de bingo
- de dobbelsteen
- de dompteur
- de dreun
- de hobby
- de hoepel
- de jongleur
- de pas (stap)
- de pion
- de rolschaats
- de ronde (wedstrijd)
- de ruiter
- de salto
- de scheidsrechter
- de schop (trap)
- de skeelers
- de snelheid
- de speler
- de spelregel
- de sportclub
- de stomp
- de stoot
- de tegenstander
- de trainer
- de trap (schop)
- de trapeze
- de truc
- de voetbalclub
- de voetballer
- de voetbalploeg
- de voetbalwedstrijd
- de zweep
- het buurthuis
- het circus
- het clubhuis
- het doel
- het doolhof
- het elftal
- het ganzenbord
- het karate
- het kunstje
- het kwartetspel
- het speelbord
- het speelveld
- het sportveld
- het team
- het turnen
- het voetbal
- het voetbalveld
- afzetten
- zette af
- afgezet
- beklimmen
- beklom
- beklommen
- bukken
- bukte
- gebukt
- indelen
- deelde in
- ingedeeld
- klunen
- kluunde
- gekluund
- knielen
- knielde
- geknield
- meelopen
- liep mee
- meegelopen
- mikken
- mikte
- gemikt
- opgeven
- gaf op
- opgegeven
- opspringen
- sprong op
- opgesprongen
- opvangen
- ving op
- opgevangen
- paardrijden
- reed paard
- paardgereden
- plaatsvinden
- vond plaats
- plaatsgevonden
- schommelen
- schommelde
- geschommeld
- schuifelen
- schuifelde
- geschuifeld
- sjouwen
- sjouwde
- gesjouwd
- slenteren
- slenterde
- geslenterd
- slepen
- sleepte
- gesleept
- sleuren
- sleurde
- gesleurd
- sloffen
- slofte
- gesloft
- sporten
- sportte
- gesportstrekken
- strekte
- gestrekt
- teruggaan
- ging terug
- teruggegaan
- trainen
- trainde
- getraind
- uitstrekken
- strekte uit
- uitgestrekt
- vastpakken
- pakte vast
- vastgepakt
- verplaatsen
- verplaatste
- verplaatst
- volhouden
- hield vol
- volgehouden
- weghalen
- haalde weg
- weggehaald
- wegrennen
- rende weg
- weggerend
- wegzetten
- zette weg
- weggezet
- worstelen
- worstelde
- geworsteld
- zich haasten
- haastte
- gehaast
- keihard (snel)
- lenig
- pijl
- snel
- raak
- razend
- snel
- sloom
- sportief
- traag
- vliegensvlug
Boerderij
- de kruiwagende
- moestuin
- de molenaar
- de schoffel
- de tarwe
- de voorraad
- het koren
- het platteland
- het veemelken
- molk/melkte
- gemolken
- schoffelen
- schoffelde
- geschoffeld
Dieren
- de bever
- de cavia
- de chimpansee
- de das
- de dierenarts
- de dierendag
- de dierentemmer
- de dierenwinkel
- de dinosaurus
- de draf
- de drinkbak
- de ekster
- de eland
- de galop
- de garnaal
- de gorilla
- de goudvis
- de haas
- de hagedis
- de halsband
- de hoef
- de hondenriem
- de hoorn
- de inktvis
- de jacht
- de kalkoen
- de kever
- de klauw
- de kooi
- de koolmees
- de krekel
- de kruisspin
- de larve
- de leeuwentemmer
- de lik
- de manen (paard)
- de marmot
- de ooievaar
- de otter
- de pad
- de panter
- de parkiet
- de pauw
- de [[pinguïn]
- de pop (rups)
- de prooi
- de ree
- reeën
- de rugvin
- de schub
- de soort
- de sprinkhaan
- de stier
- de stijgbeugel
- de struisvogel
- de teugel
- de tor
- de val
- de veldmuis
- de vin
- de vink
- de vleermuis
- de vlo
- de vlooienband
- de voederbak
- de zeeleeuw
- de zwaan
- het aquarium
- aquaria
- het kattenvoer
- het kippenhok
- het konijn
- het roodborstje
- het spinnenweb
- het voer
- het wild
- het zadel
- het zwijn
- blazen
- blies
- geblazen(kat)
- broeden
- broedde
- gebroed (vogel)
- kronkelen
- kronkelde
- gekronkeld
- kwispelen
- kwispelde
- gekwispeld
- lokken
- lokte
- gelokt
- spinnen
- spinde
- gespind (kat)
- temmen
- temde
- getemd
- uitkomen
- kwam uit
- uitgekomen (ei)
- uitlaten
- liet uit
- uitgelaten
- voeden
- voedde
- gevoed
- wegjagen
- jaagde weg/joeg weg
- weggejaagd
- zwiepen
- zwiepte
- gezwiept (staart)
- giftig
- harigtam
Eten en drinken
- de andijvie
- de bakkerij
- de bende (rommel)
- de bloemkool
- de boon
- de broccoli
- de chips
- de chocomel
- de drinkyoghurt
- de eetstokjes
- de erwt
- de frisdrank
- de geurde ham
- de ijskast
- de ketel
- de kippenpoot
- de komkommer
- de kool
- de kwark
- de lucht (geur)
- de maïs
- de magnetron
- de meloen
- de moes
- de oven
- de peper
- de pit
- de rijst
- de room
- de smaak
- de spinazie
- de stank
- de stroop
- de vitamine
- de vuilnisbak
- de vuilnisbelt
- de vuilnisman
- de waterkoker
- de wijn
- het aanrecht
- het afval
- het appelsap
- het bestek
- het deeg
- het dienblad
- het drinkwater
- het kruid
- het meel
- het servet
- het spek
- het vet
- het vuilnis
- afkoelen
- koelde af
- afgekoeld
- bederven
- bedierf
- bedorven
- doorslikken
- slikte door
- doorgeslikt
- drinken
- dronk
- gedronken
- eten
- at
- gegeten
- inschenken
- schonk in
- ingeschonken
- inslikken
- slikte in
- ingeslikt
- koffiezetten
- zette koffie
- koffiegezet
- malen
- maalde
- gemaald
- ontbijten
- ontbeet
- ontbeten
- opscheppen
- schepte op
- opgeschept
- opslokken
- slokte op
- opgeslokt
- pellen
- pelde
- gepeld
- persen
- perste
- geperst
- schenken
- schonk
- geschonken
- schillen
- schilde
- geschild
- slikken
- slikte
- geslikt
- smeren
- smeerde
- gesmeerd
- smikkelen
- smikkelde
- gesmikkeld
- theezetten
- zette thee
- theegezet
- verslikken
- verslikte
- verslikt
- verwarmen
- verwarmde
- verwarmd
- volproppen
- propte vol
- volgepropt
- vreten
- vrat
- gevreten
- propvol
- rauw
- met je handen eten
- met mes en vork eten
Familie en vrienden
- de babysitter
- de begrafenis
- de bezoeker
- de bruidegom
- de bruid
- de bruiloft
- de echtgenoot
- echtgenote
- de gast
- de grootouders
- de kleinkinderen
- de jongeman - jongedame
- de oppas
- de scheiding
- de stiefvader - stiefmoeder
- de viering
- het familielid - familieleden
- het feestmaal
- het geschenk
- het maatje
- bezoeken - bezocht - bezocht
- opzoeken - zocht op - opgezocht (bezoeken)
- scheiden - scheidde - gescheiden (huwelijk)
- uitnodigen - nodigde uit - uitgenodigd
- feestelijk
Figuurlijk taalgebruik
- beterschap
- dat komt goed uit
- geen sprake van
- gezondheid
- helaas
- nietwaar
- pardon
- succes
- vaarwel
- wat een gedoe
- welterusten
- wie weet
- ziezo
Gedrag en gevoelens
- de gewoonte
- de herinnering
- de hoop
- de jaloezie
- de leugen
- de liefde
- de nood
- de spijt
- de vergissing
- de waarheid
- de waarschuwing
- de wil
- de woede
- de zorg
- het gedrag
- het humeur
- het medelijden
- het verdriet
- het vertrouwen
- dromen - droomde - gedroomd (wensen)
- haten - haatte - gehaat
- jokken - jokte - gejokt
- klieren - klierde - geklierd
- menen - meende - gemeend
- opluchten - luchtte op - opgelucht
- tegenvallen - viel tegen - tegengevallen
- twijfelen - twijfelde - getwijfeld
- uitschelden - schold uit - uitgescholden
- verbazen - verbaasde - verbaasd
- vernielen - vernielde - vernield
- vloeken - vloekte - gevloekt
- zich aanstellen - stelde aan - aangesteld
- zich verheugen op - verheugde - verheugd
- akelig
- boos
- braaf
- dankbaar
- dolgelukkig
- doodsbang
- driftig
- enthousiast
- gerust
- gevaarlijk
- intelligent
- jaloers
- kinderachtig
- koppig
- moeilijk
- ondankbaar
- ondeugend
- razend
- stomverbaasd
- teleurgesteld
- triest
- zoet (braaf)
- zwaar
- zwak
- het naar je zin hebben
- kattenkwaad uithalen
- moed houden
- tekeer gaan
- zich (n)iets aantrekken van
Geld en winkelen
- de aanbieding
- de afdeling
- de bank
- de bewaker
- de bewaking
- de diefstal
- de eigenaar - eigenares
- de etalage
- de euro - euro's
- de kassa
- de klant
- de koper (klant)
- de korting
- de munt
- de overvaller
- de prijs
- de reclame
- de rekening
- de spaarpot
- de spaarrekening
- de spaarzegel
- de toonbank
- de verkoop
- de verkoper- verkoopster
- de winkelier
- de zaak
- het bedrag
- het briefje
- het loket
- het muntstuk
- het voordeel
- het zakgeld
- aanbieden - bood aan - aangeboden
- afrekenen - rekende af - afgerekend
- beroven - beroofde -beroofd
- betalen - betaalde - betaald
- bewaken - bewaakte - bewaakt
- opengaan - ging open - opengegaan
- overvallen - overviel - overvallen
- pikken - pikte - gepikt (stelen)
- sparen - spaarde - gespaard
- uitgeven - gaf uit - uitgegeven
- weggrissen - griste weg - weggegrist
- duur
- gesloten
- gratis
- gul
- open
- zuinig
Geloof
Lastige woorden
de koorddanser *compleetdaaroverhierbijhieroverhieruitincompleet *tot *tot en metwaaroverzelfdezogenaamd
Lichaam en gezondheid
de bipsde blauwe plekde blindede boer (lucht uit de maag)de dodede doodde elleboog *de enkelde föhnde gewondede gezondheidde griepde groeide hersenen - hersensde huisartsde jeukde kriebelde leeftijdde linkerhandde linkervoetde luierde luisde middel (taille)de middelvingerde polsde rechterhandde rechtervoetde ribde rimpelde ringvingerde sneede speende spierde spierbalde spuitde tongde uitslag (huid)de verkoudheidde verpleger - verpleegsterde wachtkamerde wenkbrauwde wijsvingerde zalfde ziekede zijhet achterhoofdhet achterwerkhet eczeemhet gipshet medicijnHet scheenbeen *het scheerapparaathet scheermeshet skelethet slijmhet snothet spuughet verstandhet voorhoofdhet washandjehet zweetafvallen - viel af - afgevallenbeven - beefde - gebeefdbezeren - bezeerde - bezeerdbloeden - bloedde - gebloedblozen - bloosde - gebloosdboeren - boerde - geboerdborstelen - borstelde - geborsteldfronsen - fronste - gefronstgenezen - genas - genezenknipperen - knipperde - geknipperdkreunen - kreunde - gekreundkuchen - kuchte - gekuchtopgroeien - groeide op - opgegroeidopknappen - knapte op - opgeknaptscheren - schoor - geschorensnuiten - snoot - gesnoten *spugen - spuugde - gespuugdzweten - zweette - gezweetbewusteloosgewondpijnlijkslaperigstokstijfzwak (lichamelijk)de hik hebben
Maken en materialen
de achtergrondde barstde bodemde busde elektriciteitde gleufde haakde latde lusde openingde ringde schadede scheurde schijfde sliertde speldde spleetde staafde steelde strookde stroomde tonde tubede verzamelingde voorgrondde zijde (kant)het fluweelhet gashet leerhet materiaalhet snoerhet stopcontact *het toestelhet vathet voorwerphet werkbladhet zaagselbarsten - barstte - gebarstenbeschadigen - beschadigde - beschadigdbeschilderen - beschilderde - beschilderdbreien - breide - gebreidklemmen - klemde - geklemdknappen - knapte - geknaptknopen - knoopte - geknooptlijmen - lijmde - gelijmdnaaien - naaide - genaaidnamaken - maakte na - nagemaaktopknappen - knapte op - opgeknaptopvouwen - vouwde op - opgevouwenrepareren - repareerde - gerepareerdschroeven - schroefde - geschroefdschuren - schuurde - geschuurdsjorren - sjorde - gesjord (vastmaken)vastbinden - bond vast - vastgebondenvastzitten aan - zat vast - vastgezetenverpakken - verpakte - verpaktverscheuren - verscheurde - verscheurdvervangen - verving - vervangenvlechten - vlocht - gevlochtenwegdoen - deed weg - weggedaanweglaten - liet weg - weggelatenweven - weefde - gewevenwikkelen - wikkelde - gewikkeldgebrokenheelholzelfgemaakt
Media
de acteur - actricede afstandsbedieningde boodschap (mededeling)de filmsterde mededelinghet berichthet jeugdjournaalhet nieuwtjehet programmahet televisieschermapplaudiseren - applaudiseerde - geapplaudiseerd *
Meten en wegen
de korrelde plakde portiede schepde snee (brood)de temperatuurde tros (druiven)een handvolhet gedeeltehet geheelhet pakhet stukhet tientalhet totaalhet tweetalaftrekken - trok af - afgetrokkenoptellen - telde op - opgeteldevenveelhoog *minplusstuk voor stukvan alles en nog wat
Muziek en geluid
de blokfluitde bonsde circusdirecteur *de circustent *de clown *de klapde knalde luidsprekerde maatde microfoonde mp3-speler / mp4-spelerde schreeuwde spreekstalmeester *de vioolde voorstelling *de zanger - zangereshet applaus *het geluidhet instrumenthet koorhet nummer (muziek)het oordopjehet publiek *het ritmebonken - bonkte - gebonktborrelen - borrelde - geborreldoptreden - trad op - opgetreden *rammelen - rammelde - gerammeldrommelen - rommelde - gerommeldruisen - ruiste - geruisttoeteren - toeterde - getoeterdzingen - zong - gezongenschelschorhooggeeerd publiek *
Natuur
de aarde *de asde bosbrandde buide dag *de grotde helm *de hemel *de lucht *de maan *de nacht *de regendruppelde reis *de ruimte (heelal)de zon *de zonnestraalhet jaargetijdehet maanlichthet zonlichtafbranden - brandde af - afgebranddoven - doofde - gedoofdhouthakken - hakte hout - houtgehaktopklaren - klaarde op - opgeklaardstoken - stookte - gestookt (vuur)stralen - straalde - gestraald (zon)verbranden - verbrandde - verbrandlicht - donker *snel - langzaam *ver - dichtbij *vreemd *in brand steken
Omgang
de dankde groetde vriendschaphet complimenthet gezelschaphet pak slaagaangeven - gaf aan - aangegevenaanraken - raakte aan - aangeraaktaanstoten - stootte aan - aangestotenbegroeten - begroette - begroetbespreken - besprak - besprokendanken - dankte - gedanktdwingen - dwong - gedwongengroeten - groette - gegroetkennismaken - maakte kennis - kennisgemaaktlenen aan - leende - geleendnemen - nam - genomenomhelzen - omhelsde - omhelsdoverleggen - overlegde - overlegdsamenwerken - werkte samen - samengewerktsteunen - steunde - gesteundstrelen - streelde - gestreeldteleurstellen - stelde teleur - teleurgesteldtoegeven - gaf toe - toegegevenvoordringen - drong voor - voorgedrongenweggeven - gaf weg - weggevenwegsturen - stuurde weg - weggestuurdweigeren - weigerde - geweigerd(n)iets hebben aan(n)iets mee te maken hebbener tegen kunnengek zijn ophet wel/niet eens zijn metiemand met rust lateniemand niet kunnen uitstaaniemand succes wenseniemand vastpakkenin de weg staanrekening houden metzich ergens aan houdenzijn vuist ballen
Reizen
de caravande fietstochtde hutde reizigerde slaapzakde toerist - toeristede zaklampde zaklantaarnhet kamphet kompashet uitjehet uitzichtkamperen - kampeerde - gekampeerduitgaan - ging uit - uitgegaanerop uit gaan
Richting
de heenwegde linkerkantde plattegrondde rechterkantde terugwegkeren - keerde - gekeerdachterinachteropdaarachterdaarbovendaarnaastdaarondererbovenerheenernaastertussenhierbovenhierheenhierinhieronderlinksafonderstebovenrechtsaftegenovervoorinvooropiemand tegemoet lopenop zijn kop
School
de afbeeldingde basisschoolde conciërgede figuur (afbeelding)de gymnastiekde herfstvakantiede informatiede inktde kantlijnde kerstvakantiede keuzede klasgenootde leerkrachtde leerlingde leeshoekde leraar - leraresde letterdoosde middagpauzede ochtendpauzede onderwijzer - onderwijzeresde opmerkingde ouderavondde paginade rekenmachinede rekentaakde schooldagde schoolfotograaf - schoolfotografede schooltasde schooltijdde schrijver - schrijfsterde sportdagde stippellijnde taakde taaltaakde tekenlesde testde tipde toetsde uitkomstde viltstiftde voorjaarsvakantiede zomervakantiede/het liniaalhet alfabethet dicteehet gedichthet hoofdrekenenhet huiswerkhet klaslokaalhet onderwerphet onderwijshet prentenboekhet rapporthet rekenboekhet rekenschrifthet rekenwerkhet rijmpjehet ruitjespapierhet schoolgebouwhet speelkwartierhet stripverhaalhet taalschrifthet tekenpapierhet themahet themawoordhet werkboekhet woordenboekaankruisen - kruiste aan - aangekruistdoorlezen - las door - doorgelezendoorstrepen - streepte door - doorgestreepthalen - haalde - gehaald (slagen)inleveren - leverde in - ingeleverdlesgeven - gaf les - lesgegevenonderstrepen - onderstreepte - onderstreeptoplezen - las op - opgelezenovergaan - ging over - overgegaan (klas)verbeteren - verbeterde - verbeterdopen (oningevuld)een lijn trekkeneen streep trekkennieuw in de klasuit het hoofd lerenvrij hebben
Sprookjes
de boskabouterde dwergde elfde fantasie - fantasieënde fee - feeënde griezelde heksde trolde zeemeerminhet fantasiedierhet sprookje
Tijd
de datumde toekomsthet hedenhet jaartalhet verledeneindigen - eindigde - geëindigdop tijd komen - kwam op tijd - is op tijd gekomen *starten - startte - gestartwachten - wachtte - gewacht *binnenkortdagenlangdirecteergisterengisteren / gistergistermiddaghoelangjarenlangmaandenlangmorgenmorgenmiddagovermorgenregelmatigtegelijkertijdurenlangvandaag *voortaanwekenlangweleenszojuistbinnen de tijdde tijd is omhet is hoog tijdnu en danop tijd komen *te laat *te vroeg *van tevoren
Uiterlijk
de beha / bh - beha's / bh'sde boxershortde broekzakde capede capuchonde haarbandde jaszakde knoopde ochtendjasde pantoffelde ritsde schoenmakerde sluierde stropdashet bont (stof)het jackhet klittenbandhet overhemdhet vestkleden - kleedde - gekleedpluizigzijn mouwen opstropenzo mooi mogelijk
Uitvinding
de proefde professorde uitvinder - uitvindsterde uitvindingde veranderingde verrekijkerhet apparaat *het nadeelhet tekenhet voordeelbekijken - bekeek - bekekengaan om - ging - gegaanliggen aan - lag - gelegenlijken - leek - gelekenloeren - loerde - loerdenspeuren - speurde - gespeurdtoekijken - keek toe - toegekekenuitspoken - spookte uit - uitgespooktuitvinden - vond uit - uitgevondenechthierdoorinteressantonechtongelofelijkongewoonvalseen kijkje nemener achter komeniets te weten komenin dat / dit gevalzijn ogen uitkijken
Vervoer
de buggyde buschauffeur - buschauffeusede conducteur - conductricede draagzakde driewielerde fietserde filede kinderwagende machinist - machinistede passagierde piloot - pilotede remde snelwegde stepde trambestuurder - trambestuursterde trein *de voorbijgangerde wagonde wandelwagenhet fietszitjehet kinderzitjehet portierhet rijtuighet sein (trein)het spoorhet voertuigafstappen - stapte af - afgestaptbesturen - bestuurde - bestuurddoorrijden - reed door - doorgeredenopstijgen - steeg op - opgestegensteppen - stepte - gesteptuitkijken - keek uit - uitgekekenwegrijden - reed weg - weggereden
Wat vinden we ervan?
allergrootstallerleukstallerliefstallermooistdicht (nauw)donkergrijsdoorzichtigfelfijn (gemalen)gespikkeldgestreeptgevlektgrasgroenheelkeihardkleurigknalgeelknapmiddelstenauwonmogelijkonzichtbaarperfectpiepkleinpikdonkerpikzwartschitterendserieussimpelsneeuwwittegenovergesteldtotaaluitstekendvoldoende (genoeg)volopvuurroodzeerzwaar (hevig)
Water
de badmeester - badjuffrouwde boeide duikbrilde duikplankde mastde plasde pompde putde reddingsboeide steigerde stuurman - stuurvrouwde vuurtorende waterdruppelde waterkraande waterstraalde zeeman - zeevrouwde zwemmer - zwemsterhet ankerhet dekhet reddingsvesthet roerhet vlothet vochthet zeewaterhet zeilhet zwemdiplomahet zwemwaterafzwemmen - zwom af - afgezwommendobberen - dobberde - gedobberdplonzen - plonsde - geplonsdpompen - pompte - gepomptspartelen - spartelde - gespartelddrijfnatoverboordvochtigaan boord gaankopje onder gaanvan boord gaan
Wonen
de achtertuinde bewonerde box (bergplaats)de deurknopde deuropeningde drempelde druktede gootde gootsteende grasmaaierde grassprietde harkde hegde huiskamerde inrichtingde keukenstoelde keukentafelde kinderstoelde klaverde madeliefde omgevingde puinhoopde schommelstoelde schoonmaakde schuttingde troep (rommel)de tuinmande verhuiswagen *de verhuizerde verhuizingde voortuinde wiegde wijkde woningde woonbootde woonplaatsde woonwagenhet behanghet hoekhuishet hokhet huishoudenhet meubelhet onkruidhet terras (tuin)het vensteraanbellen - belde aan - aangebeldaankloppen - klopte aan - aangekloptbewonen - bewoonde - bewoondboenen - boende - geboendgrasmaaien - maaide gras - grasgemaaidharken - harkte - geharktinpakken - pakte in - ingepakt *omspoelen - spoelde om - omgespoeldplanten - plantte - geplantverhuizen - verhuisde - is verhuisd *bewoondonbewoondthuisergens thuishorenhet bed opmaken