Basiswoorden groep 2 uitbreiding
|
Deze woorden komen uit "De Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters" afgekort BAK
Ze vormen het fundament voor de opbouw van de woordenschat. Het gaat hier om de meest frequente woorden, woorden die zeer vaak gebruikt worden in de kleutergroepen, door leerkrachten, in boekjes en door Nederlandstalige kleuters. Deze woorden zijn frequent en algemeen, ze hebben een brede spreiding, dat wil zeggen dat ze in veel verschillende contexten en situaties voorkomen.
Terug naar:
- Handreikingbaklijst
- Basiswoorden groep 1
- Basiswoorden groep 1 uitbreiding
- Groep 1 op thema
- Basiswoorden groep 2
- Basiswoorden groep 2 uitbreiding
- Groep 2 op thema
achter
deur
achterin
achterlicht
achter
naam
achter
over
afdr
ogen
afgooien
aflikken
afr
ekenen
afscheur
en
afsnijden
afspoelen
afstempelen
afvoer
afvragen
afwas
afwasborstel
aller
eerste
allerlaatste
ananas
anderhalf
angstig
appelboom
appeltaart
bacterie
barbecue
basisschool
behang
beleefd zijn
bellen blazen
ber
g (stapel)
bes
beschuitje
beste
bestek
bestellen
beukennootje
bever
bibliotheek
bietjes
bij (insect)
bijl
bioscoop
blaten
bloedneus
bloembol
boksen
bolhoed
bom
boodschappenlijstje
boomstam
box
br
ommen
br
oodtr
ommel
brullen
buis
buitendeur
buitenkomen
buitenspelen
bult
bur
eau (schrijftafel)
bur
gemeester
champignon
cirkel
clownspak
club
conducteur
dal
delen
dolfijn
dooien
duif
dweilen
eer
gister
en
er
om
everzwijn
expr
es
flauwekul
fietspomp
flipperkast
fluitketel
foppen
fruitschaal
gebak
geeuwen
gemak (makkelijk)
gevoelens
geweer
goochelaar
goochelen
goudvis
grazen
gr
eppel
gr
oente
gr
oenteman
gr
oepje van drie
gulp
helder
helm
hengel
het hangt ervan af
heuvel
hinniken
hobbelpaar
d
hondenpoep
honing
hoofddoek
hoofdletter
hor
en (ww
. norm)
hotel
hup
hurken
hyacint
ijsschots
indianenpak
indianentooi
indoen
indrukken
inhouden (adem)
inladen
inslikken
kaart (ticket)
kameleon
kampioen
kanarie
kangoer
oe
kanon
kap (de)
kapitein
karwei
kassabon
kegel
kennis (persoon)
ketel
ketting (keten)
kikkervis
kikvors
kinderwagen
kippenvel
kippenvlees
klapper
en
klauter
en
kleermakerszit
kleine letter
kletskous
klikken
klomp
kloppen (slaan)
klosje (gar
en)
knallen
knecht
kneden (klei)
kniekous
knijper
knip (knippen)
knoopsgat
koekoek
koel
kok
komkommer
konijnenhok
Koninginnedag
koorts
kraam
kralenplank
kudde
kunst (pr
estatie)
landen (ww)
lantaar
npaal
lasso
later
leegdrinken
leesboek
leg
lekken
letter
lezen
licht (straling)
lichtblauw
lichtgr
oen
lief vinden
liegen
lijn
lint
losmaken
luciferhoutje
luiaar
d
matr
oos
medaille
meebr
engen
meegeven
meekomen
meerijden
meestal
meeste
meeuw
melktand
mesthoop
met gr
ote ogen
met z’n drieën
met z’n tweeën
metr
ostation
metselaar
meubels
middageten
miljonair
mini
minste
mislukken
missen (niet raak)
missen (ontbr
eken)
mobieltje
molen
mop (grap)
moskee
muisgrijs
museum
muzikant
nachtmerrie
nagellak
najaar
nakijken (oog)
namelijk
natekenen
natuur
navel
navertellen
negende
net (visnet)
neuriën
neusdruppels
neushoor
n
nijlpaar
d
nul
nummer
oever
of
ferfeest
oliebol
omdoen
omgaan met elkaar
omheen
omhooghouden
omkijken (over de
schouder)
omstebeurt
omwaaien
onaar
dig
onderzoek
onderzoeken
ongerust
onhoorbaar
onlangs
onthouden
opblijven
ophalen (schouders)
opmaken (opeten)
opnemen (muziek)
opnoemen
opr
ollen
opschuiven
optocht
optr
eden
opvr
eten
opwinden (zich)
opzetten (tent)
overmor
gen
over
nieuw
overtekenen
overtr
ekken
paleis
paprika
pauze
per (per dag)
per bus
per ongeluk
per
enboom
pianospelen
pijp r
oken
pikken (vogels)
pin
pinnen
piraat
pitten (for
nuis)
plan
plat dak
pluim (veer)
pluis
podium
postzegel
prikbor
d
prikkeldraad
pruik
pudding
puf
fen
puntdak
raad (advies)
ramadan
rammen
rapen
ravijn
razen
r
echtop
r
eep (papier)
r
egel
r
egelen
r
egenbui
r
egenlaarzen
r
egenpijp
r
egenwater
r
eisbur
eau
r
ek
riet (plant)
rijgen
rinkelen
rit
ritselen
r
ol (cilinder)
r
oltrap
r
oos
r
ots
r ottig r otzooi ruit (glas) rukken scharr elen schater en schatrijk schatten schild schipper schok (beweging) schoolbor d schooldokter schoolkrant schoolplein schoolr eisje schrijven schr okken schutting seconde servies shirt sip sissen ski skiën slagtand slakkenhuis slang (buis) sleutelgat sleutelhanger slurf smak smakken smeken snackbar sneeuwballen gooien sneeuwvlok snikken snorhaar spellen star en steeg steil stekel steken (prikken) stijf stijgen stinkdier stoeien stoelpoot stof (kleding) storten (gooien) straal (water) straf str eek strijken strikken stripboek strippenkaart str o struik stuiven suikerklontje suikerpot tachtig tandarts tegel tegenaan tegenover tekenfilm tel tennis terugleggen titel tocht toe (komaan) toetje toiletpapier toilettas toneel spelen trakter en trampoline trapleuning trappen trapper trippelen tr oebel tr ompet tuinslang tur en tussendoor twee aan twee ui uiterlijk uitgerust uitleggen uitmaken (belang) uitr oepen uitwringen uitzoeken vals (boosaar dig) veer vent verbazing ver dieping ver geet-me-nietje ver gr ootglas verhuiswagen verhuizen verjagen verkeer verkeersbor d verklappen verkleden verlaten vers verschijnen verschil verslijten verstandig verte vervoer en vervoermiddel verwend verzor gen via vleugel voeten vegen vogelkooi vogelverschrikker volgen (begrijpen) volgor de voor schut staan voorbank voor doen voor dringen voorjaar voorkant voorlicht voorlopig voor naam voor over voorpoot voorstellen voorstelling (film) voortaan voorzeggen vrachtwagen vr eemde vr eselijk vriendelijk vuurwerk walvis wapper en waterkant waterleiding waterpistool web wegbr engen weggaan weglopen weide wesp wielr enner winkeljuf fr ouw wonder woor d woor dblad woor denboek worm zadel zagen zakken (ww naar beneden) zaklopen zalf zalig zeilboot zeilen zuurkool zwaargewicht