WAK:Groep3: verschil tussen versies
Uit woorden.wiki.kennisnet.nl
(→Water) |
(→Wonen) |
||
Regel 1.315: | Regel 1.315: | ||
==Wonen== | ==Wonen== | ||
− | de | + | * de [[achtertuin]] |
+ | * de [[bewoner]] | ||
+ | * de [[box (bergplaats)]] | ||
+ | * de [[deurknop]] | ||
+ | * de [[deuropening]] | ||
+ | * de [[drempel]] | ||
+ | * de [[drukte]] | ||
+ | * de [[goot]] | ||
+ | * de [[gootsteen]] | ||
+ | * de [[grasmaaier]] | ||
+ | * de [[grasspriet]] | ||
+ | * de [[hark]] | ||
+ | * de [[heg]] | ||
+ | * de [[huiskamer]] | ||
+ | * de [[inrichting]] | ||
+ | * de [[keukenstoel]] | ||
+ | * de [[keukentafel]] | ||
+ | * de [[kinderstoel]] | ||
+ | * de [[klaver]] | ||
+ | * de [[madelief]] | ||
+ | * de [[omgeving]] | ||
+ | * de [[puinhoop]] | ||
+ | * de [[schommelstoel]] | ||
+ | * de [[schoonmaak]] | ||
+ | * de [[schutting]] | ||
+ | * de [[troep (rommel)]] | ||
+ | * de [[tuinman]] | ||
+ | * de [[verhuiswagen]] | ||
+ | * de [[verhuizer]] | ||
+ | * de [[verhuizing]] | ||
+ | * de [[voortuin]] | ||
+ | * de [[wieg]] | ||
+ | * de [[wijk]] | ||
+ | * de [[woning]] | ||
+ | * de [[woonboot]] | ||
+ | * de [[woonplaats]] | ||
+ | * de [[woonwagen]] | ||
+ | * het [[behang]] | ||
+ | * het [[hoekhuis]] | ||
+ | * het [[hok]] | ||
+ | * het [[huishouden]] | ||
+ | * het [[meubel]] | ||
+ | * het [[onkruid]] | ||
+ | * het [[terras (tuin)]] | ||
+ | * het [[venster]] | ||
+ | * [[aanbellen - belde aan - aangebeld]] | ||
+ | * [[aankloppen - klopte aan - aangeklopt]] | ||
+ | * [[bewonen - bewoonde - bewoond]] | ||
+ | * [[boenen - boende - geboend]] | ||
+ | * [[grasmaaien - maaide gras - grasgemaaid]] | ||
+ | * [[harken - harkte - geharkt]] | ||
+ | * [[inpakken - pakte in - ingepakt]] | ||
+ | * [[mspoelen - spoelde om - omgespoeld]] | ||
+ | * [[planten - plantte - geplant]] | ||
+ | * [[verhuizen - verhuisde - is verhuisd]] | ||
+ | * [[bewoond]] | ||
+ | * [[onbewoond]] | ||
+ | * [[thuisergens]] | ||
+ | * [[thuishoren]] | ||
+ | * [[het bed opmaken]] | ||
Versie van 10 apr 2012 om 12:43
Inhoud
- 1 Bestuur en Gezag
- 2 Bewegen, sport en spel
- 3 Boerderij
- 4 Dieren
- 5 Eten en drinken
- 6 Familie en vrienden
- 7 Figuurlijk taalgebruik
- 8 Gedrag en gevoelens
- 9 Geld en winkelen
- 10 Geloof
- 11 Lastige woorden
- 12 Lichaam en gezondheid
- 13 Maken en materialen
- 14 Media
- 15 Meten en wegen
- 16 Muziek en geluid
- 17 Natuur
- 18 Omgang
- 19 Reizen
- 20 Richting
- 21 School
- 22 Sprookjes
- 23 Tijd
- 24 Uiterlijk
- 25 Uitvinding
- 26 Vervoer
- 27 Wat vinden we ervan?
- 28 Water
- 29 Wonen
Bestuur en Gezag
- de aanval
- de beloning
- de bescherming
- de bom
- de cel (gevangenis)
- de gevangene
- de kazerne
- de moed
- de moord
- de oorlog
- de redding
- de rover
- de schuilplaats
- de schurk
- de strijd
- de tralie
- de veiligheid
- de vijand
- de vrede
- de vrijheid
- het gevecht
- het geweld
- het leger
- het schot
- het wapen
- aanvallen - viel aan - aangevallen
- bevrijden - bevrijdde - bevrijd
- doodmaken - maakte dood - doodgemaakt
- ontploffen - ontplofte - ontploft
- opsluiten - sloot op - opgesloten
- richten - richtte - gericht
- roven - roofde - geroofd
- schuilen - schuilde of school - geschuild of gescholen
- straffen - strafte - gestraft
- verdedigen - verdedigde - verdedigd
- vermoorden - vermoordde - vermoord
- vluchten - vluchtte - gevlucht
- moedig
- onschuldig
- schuldig
- iemand te pakken hebben
- iemand te pakken nemen
Bewegen, sport en spel
- de acrobaat - acrobate
- de bingo
- de dobbelsteen
- de dompteur
- de dreun
- de hobby
- de hoepel
- de jongleur
- de pas (stap)
- de pion
- de rolschaats
- de ronde (wedstrijd)
- de ruiter
- de salto
- de scheidsrechter
- de schop (trap)
- de skeelers
- de snelheid
- de speler
- de spelregel
- de sportclub
- de stomp
- de stoot
- de tegenstander
- de trainer
- de trap (schop)
- de trapeze
- de truc
- de voetbalclub
- de voetballer
- de voetbalploeg
- de voetbalwedstrijd
- de zweep
- het buurthuis
- het circus
- het clubhuis
- het doel
- het doolhof
- het elftal
- het ganzenbord
- het karate
- het kunstje
- het kwartetspel
- het speelbord
- het speelveld
- het sportveld
- het team
- het turnen
- het voetbal
- het voetbalveld
- afzetten
- zette af
- afgezet
- beklimmen
- beklom
- beklommen
- bukken
- bukte
- gebukt
- indelen
- deelde in
- ingedeeld
- klunen
- kluunde
- gekluund
- knielen
- knielde
- geknield
- meelopen
- liep mee
- meegelopen
- mikken
- mikte
- gemikt
- opgeven
- gaf op
- opgegeven
- opspringen
- sprong op
- opgesprongen
- opvangen
- ving op
- opgevangen
- paardrijden
- reed paard
- paardgereden
- plaatsvinden
- vond plaats
- plaatsgevonden
- schommelen
- schommelde
- geschommeld
- schuifelen
- schuifelde
- geschuifeld
- sjouwen
- sjouwde
- gesjouwd
- slenteren
- slenterde
- geslenterd
- slepen
- sleepte
- gesleept
- sleuren
- sleurde
- gesleurd
- sloffen
- slofte
- gesloft
- sporten
- sportte
- gesportstrekken
- strekte
- gestrekt
- teruggaan
- ging terug
- teruggegaan
- trainen
- trainde
- getraind
- uitstrekken
- strekte uit
- uitgestrekt
- vastpakken
- pakte vast
- vastgepakt
- verplaatsen
- verplaatste
- verplaatst
- volhouden
- hield vol
- volgehouden
- weghalen
- haalde weg
- weggehaald
- wegrennen
- rende weg
- weggerend
- wegzetten
- zette weg
- weggezet
- worstelen
- worstelde
- geworsteld
- zich haasten
- haastte
- gehaast
- keihard (snel)
- lenig
- pijl
- snel
- raak
- razend
- snel
- sloom
- sportief
- traag
- vliegensvlug
Boerderij
- de kruiwagende
- moestuin
- de molenaar
- de schoffel
- de tarwe
- de voorraad
- het koren
- het platteland
- het veemelken
- molk/melkte
- gemolken
- schoffelen
- schoffelde
- geschoffeld
Dieren
- de bever
- de cavia
- de chimpansee
- de das
- de dierenarts
- de dierendag
- de dierentemmer
- de dierenwinkel
- de dinosaurus
- de draf
- de drinkbak
- de ekster
- de eland
- de galop
- de garnaal
- de gorilla
- de goudvis
- de haas
- de hagedis
- de halsband
- de hoef
- de hondenriem
- de hoorn
- de inktvis
- de jacht
- de kalkoen
- de kever
- de klauw
- de kooi
- de koolmees
- de krekel
- de kruisspin
- de larve
- de leeuwentemmer
- de lik
- de manen (paard)
- de marmot
- de ooievaar
- de otter
- de pad
- de panter
- de parkiet
- de pauw
- de [[pinguïn]
- de pop (rups)
- de prooi
- de ree
- reeën
- de rugvin
- de schub
- de soort
- de sprinkhaan
- de stier
- de stijgbeugel
- de struisvogel
- de teugel
- de tor
- de val
- de veldmuis
- de vin
- de vink
- de vleermuis
- de vlo
- de vlooienband
- de voederbak
- de zeeleeuw
- de zwaan
- het aquarium
- aquaria
- het kattenvoer
- het kippenhok
- het konijn
- het roodborstje
- het spinnenweb
- het voer
- het wild
- het zadel
- het zwijn
- blazen
- blies
- geblazen(kat)
- broeden
- broedde
- gebroed (vogel)
- kronkelen
- kronkelde
- gekronkeld
- kwispelen
- kwispelde
- gekwispeld
- lokken
- lokte
- gelokt
- spinnen
- spinde
- gespind (kat)
- temmen
- temde
- getemd
- uitkomen
- kwam uit
- uitgekomen (ei)
- uitlaten
- liet uit
- uitgelaten
- voeden
- voedde
- gevoed
- wegjagen
- jaagde weg/joeg weg
- weggejaagd
- zwiepen
- zwiepte
- gezwiept (staart)
- giftig
- harigtam
Eten en drinken
- de andijvie
- de bakkerij
- de bende (rommel)
- de bloemkool
- de boon
- de broccoli
- de chips
- de chocomel
- de drinkyoghurt
- de eetstokjes
- de erwt
- de frisdrank
- de geurde ham
- de ijskast
- de ketel
- de kippenpoot
- de komkommer
- de kool
- de kwark
- de lucht (geur)
- de maïs
- de magnetron
- de meloen
- de moes
- de oven
- de peper
- de pit
- de rijst
- de room
- de smaak
- de spinazie
- de stank
- de stroop
- de vitamine
- de vuilnisbak
- de vuilnisbelt
- de vuilnisman
- de waterkoker
- de wijn
- het aanrecht
- het afval
- het appelsap
- het bestek
- het deeg
- het dienblad
- het drinkwater
- het kruid
- het meel
- het servet
- het spek
- het vet
- het vuilnis
- afkoelen
- koelde af
- afgekoeld
- bederven
- bedierf
- bedorven
- doorslikken
- slikte door
- doorgeslikt
- drinken
- dronk
- gedronken
- eten
- at
- gegeten
- inschenken
- schonk in
- ingeschonken
- inslikken
- slikte in
- ingeslikt
- koffiezetten
- zette koffie
- koffiegezet
- malen
- maalde
- gemaald
- ontbijten
- ontbeet
- ontbeten
- opscheppen
- schepte op
- opgeschept
- opslokken
- slokte op
- opgeslokt
- pellen
- pelde
- gepeld
- persen
- perste
- geperst
- schenken
- schonk
- geschonken
- schillen
- schilde
- geschild
- slikken
- slikte
- geslikt
- smeren
- smeerde
- gesmeerd
- smikkelen
- smikkelde
- gesmikkeld
- theezetten
- zette thee
- theegezet
- verslikken
- verslikte
- verslikt
- verwarmen
- verwarmde
- verwarmd
- volproppen
- propte vol
- volgepropt
- vreten
- vrat
- gevreten
- propvol
- rauw
- met je handen eten
- met mes en vork eten
Familie en vrienden
- de babysitter
- de begrafenis
- de bezoeker
- de bruidegom
- de bruid
- de bruiloft
- de echtgenoot
- echtgenote
- de gast
- de grootouders
- de kleinkinderen
- de jongeman - jongedame
- de oppas
- de scheiding
- de stiefvader - stiefmoeder
- de viering
- het familielid - familieleden
- het feestmaal
- het geschenk
- het maatje
- bezoeken - bezocht - bezocht
- opzoeken - zocht op - opgezocht (bezoeken)
- scheiden - scheidde - gescheiden (huwelijk)
- uitnodigen - nodigde uit - uitgenodigd
- feestelijk
Figuurlijk taalgebruik
- beterschap
- dat komt goed uit
- geen sprake van
- gezondheid
- helaas
- nietwaar
- pardon
- succes
- vaarwel
- wat een gedoe
- welterusten
- wie weet
- ziezo
Gedrag en gevoelens
- de gewoonte
- de herinnering
- de hoop
- de jaloezie
- de leugen
- de liefde
- de nood
- de spijt
- de vergissing
- de waarheid
- de waarschuwing
- de wil
- de woede
- de zorg
- het gedrag
- het humeur
- het medelijden
- het verdriet
- het vertrouwen
- dromen - droomde - gedroomd (wensen)
- haten - haatte - gehaat
- jokken - jokte - gejokt
- klieren - klierde - geklierd
- menen - meende - gemeend
- opluchten - luchtte op - opgelucht
- tegenvallen - viel tegen - tegengevallen
- twijfelen - twijfelde - getwijfeld
- uitschelden - schold uit - uitgescholden
- verbazen - verbaasde - verbaasd
- vernielen - vernielde - vernield
- vloeken - vloekte - gevloekt
- zich aanstellen - stelde aan - aangesteld
- zich verheugen op - verheugde - verheugd
- akelig
- boos
- braaf
- dankbaar
- dolgelukkig
- doodsbang
- driftig
- enthousiast
- gerust
- gevaarlijk
- intelligent
- jaloers
- kinderachtig
- koppig
- moeilijk
- ondankbaar
- ondeugend
- razend
- stomverbaasd
- teleurgesteld
- triest
- zoet (braaf)
- zwaar
- zwak
- het naar je zin hebben
- kattenkwaad uithalen
- moed houden
- tekeer gaan
- zich (n)iets aantrekken van
Geld en winkelen
- de aanbieding
- de afdeling
- de bank
- de bewaker
- de bewaking
- de diefstal
- de eigenaar - eigenares
- de etalage
- de euro - euro's
- de kassa
- de klant
- de koper (klant)
- de korting
- de munt
- de overvaller
- de prijs
- de reclame
- de rekening
- de spaarpot
- de spaarrekening
- de spaarzegel
- de toonbank
- de verkoop
- de verkoper- verkoopster
- de winkelier
- de zaak
- het bedrag
- het briefje
- het loket
- het muntstuk
- het voordeel
- het zakgeld
- aanbieden - bood aan - aangeboden
- afrekenen - rekende af - afgerekend
- beroven - beroofde -beroofd
- betalen - betaalde - betaald
- bewaken - bewaakte - bewaakt
- opengaan - ging open - opengegaan
- overvallen - overviel - overvallen
- pikken - pikte - gepikt (stelen)
- sparen - spaarde - gespaard
- uitgeven - gaf uit - uitgegeven
- weggrissen - griste weg - weggegrist
- duur
- gesloten
- gratis
- gul
- open
- zuinig
Geloof
Lastige woorden
- de koorddanser
- compleet
- daarover
- hierbij
- hierover
- hieruit
- incompleet
- tot
- tot en met
- waarover
- zelfde
- zogenaamd
Lichaam en gezondheid
- de bips
- de blauwe plek
- de blinde
- de boer (lucht uit de maag)
- de dode
- de dood
- de elleboog
- de enkel
- de föhn
- de gewonde
- de gezondheid
- de griep
- de groei
- de hersenen - hersens
- de huisarts
- de jeuk
- de kriebel
- de leeftijd
- de linkerhand
- de linkervoet
- de luier
- de luis
- de middel (taille)
- de middelvinger
- de pols
- de rechterhand
- de rechtervoet
- de rib
- de rimpel
- de ringvinger
- de snee
- de speen
- de spier
- de spierbal
- de spuit
- de tong
- de uitslag (huid)
- de verkoudheid
- de verpleger - verpleegster
- de wachtkamer
- de wenkbrauw
- de wijsvinger
- de zalf
- de zieke
- de zij
- het achterhoofd
- het achterwerk
- het eczeem
- het gips
- het medicijn
- Het scheenbeen
- het scheerapparaat
- het scheermes
- het skelet
- het slijm
- het snot
- het spuug
- het verstand
- het voorhoofd
- het washandje
- het zweet
- afvallen - viel af - afgevallen
- beven - beefde - gebeefd
- bezeren - bezeerde - bezeerd
- bloeden - bloedde - gebloed
- blozen - bloosde - gebloosd
- boeren - boerde - geboerd
- borstelen - borstelde - geborsteld
- fronsen - fronste - gefronst
- genezen - genas - genezen
- knipperen - knipperde - geknipperd
- kreunen - kreunde - gekreund
- kuchen - kuchte - gekucht
- opgroeien - groeide op - opgegroeid
- opknappen - knapte op - opgeknapt
- scheren - schoor - geschoren
- snuiten - snoot - gesnoten
- spugen - spuugde - gespuugd
- zweten - zweette - gezweet
- bewusteloos
- gewond
- pijnlijk
- slaperig
- stokstijf
- zwak (lichamelijk)
- de hik hebben
Maken en materialen
- de achtergrond
- de barst
- de bodem
- de bus
- de elektriciteit
- de gleuf
- de haak
- de lat
- de lus
- de opening
- de ring
- de schade
- de scheur
- de schijf
- de sliert
- de speld
- de spleet
- de staafde
- steelde
- strook
- de stroomde
- ton
- de tube
- de verzameling
- de voorgrond
- de zijde (kant)
- het fluweel
- het gas
- het leer
- het materiaal
- het snoer
- het stopcontact
- het toestel
- het vat
- het voorwerp
- het werkblad
- het zaagsel
- barsten - barstte - gebarsten
- beschadigen - beschadigde - beschadigd
- beschilderen - beschilderde - beschilderd
- breien - breide - gebreid
- klemmen - klemde - geklemd
- knappen - knapte - geknapt
- knopen - knoopte - geknoopt
- lijmen - lijmde - gelijmd
- naaien - naaide - genaaid
- namaken - maakte na - nagemaakt
- opknappen - knapte op - opgeknapt
- opvouwen - vouwde op - opgevouwen
- repareren - repareerde - gerepareerd
- schroeven - schroefde - geschroefd
- schuren - schuurde - geschuurd
- sjorren - sjorde - gesjord
- (vastmaken)vastbinden - bond vast - vastgebonden
- vastzitten aan - zat vast - vastgezeten
- verpakken - verpakte - verpakt
- verscheuren - verscheurde - verscheurd
- vervangen - verving - vervangen
- vlechten - vlocht - gevlochten
- wegdoen - deed weg - weggedaan
- weglaten - liet weg - weggelaten
- weven - weefde - geweven
- wikkelen - wikkelde - gewikkeld
- gebroken
- heel
- hol
- zelfgemaakt
Media
- de acteur - actrice
- de afstandsbediening
- de boodschap (mededeling)
- de filmster
- de mededeling
- het bericht
- het jeugdjournaal
- het nieuwtje
- het programma
- het televisie
- scherm
- applaudiseren - applaudiseerde - geapplaudiseerd
Meten en wegen
- de korrel
- de plak
- de portie
- de schep
- de snee (brood)
- de temperatuur
- de tros (druiven)
- een handvol
- het gedeelte
- het geheel
- het pak
- het stuk
- het tiental
- het totaal
- het tweetal
- aftrekken - trok af - afgetrokken
- optellen - telde op - opgeteld
- evenveel
- hoog
- min
- plus
- stuk voor stuk
- van alles en nog wat
Muziek en geluid
- de blokfluit
- de bons
- de circusdirecteur
- de circustent
- de clown
- de klap
- de knal
- de luidspreker
- de maat
- de microfoon
- de mp3-speler / mp4-speler
- de schreeuw
- de [[spreekstal]
- meester
- de viool
- de voorstelling
- de zanger - zangeres
- het applaus
- het geluid
- het instrument
- het koor
- het nummer (muziek)
- het oordopje
- het publiek
- het ritme
- bonken - bonkte - gebonkt
- borrelen - borrelde - geborreld
- optreden - trad op - opgetreden
- rammelen - rammelde - gerammeld
- rommelen - rommelde - gerommeld
- ruisen - ruiste - geruist
- toeteren - toeterde - getoeterd
- zingen - zong - gezongen
- schel
- schor
- hooggeeerd
- publiek
Natuur
- de aarde
- de as
- de bosbrand
- de bui
- de dag
- de grot
- de helm
- de hemel
- de lucht
- de maan
- de nacht
- de regendruppel
- de reis
- de ruimte (heelal)
- de zon
- de zonnestraal
- het jaargetijde
- het maanlicht
- het zonlicht
- afbranden - brandde af - afgebrand
- doven - doofde - gedoofd
- houthakken - hakte hout - houtgehakt
- opklaren - klaarde op - opgeklaard
- stoken - stookte - gestookt (vuur)
- stralen - straalde - gestraald (zon)
- verbranden - verbrandde - verbrand
- licht - donker
- snel - langzaam
- ver - dichtbij
- vreemd
- in brand steken
Omgang
- de dank
- de groet
- de vriendschap
- het compliment
- het gezelschap
- het pak slaag
- aangeven - gaf aan - aangegeven
- aanraken - raakte aan - aangeraakt
- aanstoten - stootte aan - aangestoten
- begroeten - begroette - begroet
- bespreken - besprak - besproken
- danken - dankte - gedankt
- dwingen - dwong - gedwongen
- groeten - groette - gegroet
- kennismaken - maakte kennis - kennisgemaakt
- lenen aan - leende - geleend
- nemen - nam - genomen
- omhelzen - omhelsde - omhelsd
- overleggen - overlegde - overlegd
- samenwerken - werkte samen - samengewerkt
- steunen - steunde - gesteund
- strelen - streelde - gestreeld
- teleurstellen - stelde teleur - teleurgesteld
- toegeven - gaf toe - toegegeven
- voordringen - drong voor - voorgedrongen
- weggeven - gaf weg - weggeven
- wegsturen - stuurde weg - weggestuurd
- weigeren - weigerde - geweigerd
- (n)iets hebben aan
- (n)iets mee te maken hebben
- er tegen kunnen
- gek zijn op
- het wel/niet eens zijn met
- iemand met rust laten
- iemand niet kunnen uitstaan
- iemand succes wensen
- iemand vastpakken
- in de weg staan
- rekening houden met
- zich ergens aan houden
- zijn vuist ballen
Reizen
- de caravan
- de fietstocht
- de hut
- de reiziger
- de slaapzak
- de toerist - toeriste
- de zaklamp
- de zaklantaarn
- het kamp
- het kompas
- het uitje
- het uitzicht
- kamperen - kampeerde - gekampeerd
- uitgaan - ging uit - uitgegaan
- erop uit gaan
Richting
- de heenweg
- de linkerkant
- de plattegrond
- de rechterkant
- de terugweg
- keren - keerde - gekeerd
- achterin
- achterop
- daarachter
- daarboven
- daarnaast
- daaronder
- erboven
- erheen
- ernaast
- ertussen
- [[hierboven]
- hierheen
- hierin
- hieronder
- linksaf
- ondersteboven
- rechtsaf
- tegenover
- voorin
- voorop
- iemand tegemoet lopen
- op zijn kop
School
- de afbeelding
- de basisschool
- de conciërge
- de figuur (afbeelding)
- de gymnastiek
- de herfstvakantie
- de informatie
- de inkt
- de kantlijn
- de kerstvakantie
- de keuze
- de klasgenoot
- de leerkracht
- de leerling
- de leeshoek
- de leraar - lerares
- de letterdoos
- de middagpauze
- de ochtendpauze
- de onderwijzer - onderwijzeres
- de opmerking
- de ouderavond
- de pagina
- de rekenmachine
- de rekentaak
- de schooldag
- de schoolfotograaf - schoolfotografe
- de schooltas
- de schooltijd
- de schrijver - schrijfster
- de sportdag
- de stippellijn
- de taak
- de taaltaak
- de tekenles
- de test
- de tip
- de toets
- de uitkomst
- de viltstift
- de voorjaarsvakantie
- de zomervakantie
- de/het liniaal
- het alfabet
- het dictee
- het gedicht
- het hoofdrekenen
- het huiswerk
- het klaslokaal
- het onderwerp
- het onderwijs
- het prentenboek
- het rapport
- het rekenboek
- het rekenschrift
- het rekenwerk
- het rijmpje
- het ruitjespapier
- het schoolgebouw
- het speelkwartier
- het stripverhaal
- het taalschrift
- het tekenpapier
- het thema
- het themawoord
- het werkboek
- het woordenboek
- aankruisen - kruiste aan - aangekruist
- doorlezen - las door - doorgelezen
- doorstrepen - streepte door - doorgestreept
- halen - haalde - gehaald (slagen)
- inleveren - leverde in - ingeleverd
- lesgeven - gaf les - lesgegeven
- onderstrepen - onderstreepte - onderstreept
- oplezen - las op - opgelezen
- overgaan - ging over - overgegaan (klas)
- verbeteren - verbeterde - verbeterd
- open (oningevuld)
- een lijn trekken
- een streep trekken
- nieuw in de klas
- uit het hoofd leren
- vrij hebben
Sprookjes
- de boskabouter
- de dwerg
- de elf
- de fantasie - fantasie
- ënde fee - feeën
- de griezel
- de heks
- de trol
- de zeemeermin
- het fantasiedier
- het sprookje
Tijd
- de datum
- de toekomst
- het heden
- het jaartal
- het verleden
- eindigen - eindigde - geëindigd
- op tijd komen - kwam op tijd - is op tijd gekomen
- starten - startte - gestart
- wachten - wachtte - gewacht
- binnenkort
- dagenlang
- direct
- eergisteren
- gisteren /gister
- gistermiddag
- hoelang
- jarenlang
- maandenlang
- morgen
- morgenmiddag
- overmorgen
- regelmatig
- tegelijkertijd
- urenlang
- vandaag
- voortaan
- wekenlang
- weleens
- zojuist
- binnen de tijd
- de tijd is om
- het is hoog tijd
- nu en dan
- op tijd komen
- te laat
- te vroeg
- van tevoren
Uiterlijk
- de beha / bh - beha's / bh's
- de boxershort
- de broekzak
- de cape
- de capuchon
- de haarband
- de jaszak
- de knoop
- de ochtendjas
- de pantoffel
- de rits
- de schoenmaker
- de sluier
- de stropdas
- het bont (stof)
- het jack
- het klittenband
- het overhemd
- het vestkleden - kleedde - gekleed
- pluizig
- zijn mouwen opstropen
- zo mooi mogelijk
Uitvinding
- de proef
- de professor
- de uitvinder - uitvindster
- de uitvinding
- de verandering
- de verrekijker
- het apparaat
- het nadeel
- het teken
- het voordeel
- bekijken - bekeek - bekeken
- gaan om - ging - gegaan
- liggen aan - lag - gelegen
- lijken - leek - geleken
- loeren - loerde - loerden
- speuren - speurde - gespeurd
- toekijken - keek toe - toegekeken
- uitspoken - spookte uit - uitgespookt
- uitvinden - vond uit - uitgevonden
- echt
- hierdoor
- interessant
- onecht
- ongelofelijk
- ongewoon
- vals
- een kijkje nemen
- er achter komen
- iets te weten komen
- in dat / dit geval
- zijn ogen uitkijken
Vervoer
- de buggy
- de buschauffeur - buschauffeuse
- de conducteur - conductrice
- de draagzak
- de driewieler
- de fietser
- de file
- de kinderwagen
- de machinist - machiniste
- de passagier
- de piloot - pilote
- de rem
- de snelweg
- de step
- de trambestuurder - trambestuurster
- de trein
- de voorbijganger
- de wagon
- de wandelwagen
- het fietszitje
- het kinderzitje
- het portier
- het rijtuig
- het sein (trein)
- het spoor
- het voertuig
- afstappen - stapte af - afgestapt
- besturen - bestuurde - bestuurd
- doorrijden - reed door - doorgereden
- opstijgen - steeg op - opgestegen
- steppen - stepte - gestept
- uitkijken - keek uit - uitgekeken
- wegrijden - reed weg - weggereden
Wat vinden we ervan?
- allergrootst
- allerleukst
- allerliefst
- allermooist
- dicht (nauw)
- donkergrijs
- doorzichtig
- fel
- fijn (gemalen)
- gespikkeld
- gestreept
- gevlekt
- grasgroen
- heel
- keihard
- kleurig
- knalgeel
- knap
- middelste
- nauw
- onmogelijk
- onzichtbaar
- perfect
- piepklein
- pikdonker
- pikzwart
- schitterend
- serieus
- [[simpel]
- sneeuwwit
- tegenovergesteld
- totaal
- uitstekend
- voldoende (genoeg)
- volop
- vuurrood
- zeerzwaar (hevig)
Water
- de badmeester - badjuffrouw
- de boei
- de duikbril
- de duikplank
- de mast
- de plas
- de pomp
- de put
- de reddingsboei
- de steiger
- de stuurman - stuurvrouw
- de vuurtoren
- de waterdruppel
- de waterkraan
- de waterstraal
- de zeeman - zeevrouw
- de zwemmer - zwemster
- het anker
- het dek
- het reddingsvest
- het roer
- het vlot
- het vocht
- het zeewater
- het zeil
- het zwemdiploma
- het zwemwaterafzwemmen - zwom af - afgezwommen
- dobberen - dobberde - gedobberd
- plonzen - plonsde - geplonsd
- pompen - pompte - gepompt
- spartelen - spartelde - gesparteld
- drijfnat
- overboord
- vochtig
- aan boord gaan
- kopje onder gaan
- van boord gaan
Wonen
- de achtertuin
- de bewoner
- de box (bergplaats)
- de deurknop
- de deuropening
- de drempel
- de drukte
- de goot
- de gootsteen
- de grasmaaier
- de grasspriet
- de hark
- de heg
- de huiskamer
- de inrichting
- de keukenstoel
- de keukentafel
- de kinderstoel
- de klaver
- de madelief
- de omgeving
- de puinhoop
- de schommelstoel
- de schoonmaak
- de schutting
- de troep (rommel)
- de tuinman
- de verhuiswagen
- de verhuizer
- de verhuizing
- de voortuin
- de wieg
- de wijk
- de woning
- de woonboot
- de woonplaats
- de woonwagen
- het behang
- het hoekhuis
- het hok
- het huishouden
- het meubel
- het onkruid
- het terras (tuin)
- het venster
- aanbellen - belde aan - aangebeld
- aankloppen - klopte aan - aangeklopt
- bewonen - bewoonde - bewoond
- boenen - boende - geboend
- grasmaaien - maaide gras - grasgemaaid
- harken - harkte - geharkt
- inpakken - pakte in - ingepakt
- mspoelen - spoelde om - omgespoeld
- planten - plantte - geplant
- verhuizen - verhuisde - is verhuisd
- bewoond
- onbewoond
- thuisergens
- thuishoren
- het bed opmaken